In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en Vloer Adviesgroep B.V. (Vloer Adviesgroep). De zaak betreft een betwistingsprocedure waarin EUR vorderingen heeft ingesteld tegen Vloer Adviesgroep, die voortvloeien uit een eerder vonnis waarbij Schildersbedrijf S.W. Kooistra B.V. was veroordeeld tot betaling aan EUR. Vloer Adviesgroep was in deze procedure derde-beslagene.
EUR vorderde onder andere dat Vloer Adviesgroep een schriftelijke verklaring zou afleggen over hetgeen zij van Kooistra onder zich heeft en dat Vloer Adviesgroep zou worden veroordeeld tot betaling van bepaalde gelden aan EUR. Tijdens de zitting op 19 maart 2021 heeft EUR echter verklaard haar vorderingen te willen intrekken, wat resulteerde in een vermindering van de eis tot nihil.
De rechtbank heeft vastgesteld dat EUR Vloer Adviesgroep niet binnen de vereiste termijn van twee maanden na de verklaring heeft gedagvaard, zoals voorgeschreven in artikel 477a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor heeft de rechtbank EUR niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Tevens is EUR veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Vloer Adviesgroep zijn begroot op € 4.270,00.
Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van procesuele termijnen en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van vorderingen in civiele procedures.