Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
verklaring die de verdachte ter terechtzittingvan 2 april 2021 heeft afgelegd, inhoudende de door de verdachte afgelegde bekennende verklaring.
proces-verbaal van bevindingenvan 30 september 2020 (dossierpagina 53 e.v.), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .
proces-verbaal aangiftevan 7 oktober 2020 (dossierpagina 42 e.v.), inhoudende de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring.
een letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Amsterdamvan 2 oktober 2020 betreffende [slachtoffer 1] , opgemaakt door Y.S. Schuitmaker, forensisch arts.
proces-verbaal aangiftevan 1 oktober 2020 (dossierpagina 160 e.v.), inhoudende de door [slachtoffer 2] afgelegde verklaring.
proces-verbaal forensisch onderzoek persoonvan 22 oktober 2020 (dossierpagina 171 e.v.) opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , betreffende [slachtoffer 2] .
,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
.
.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.Vordering tot tenuitvoerlegging
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
drie jaren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
één jaar,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.742,36, bestaande uit € 1.742,36 als vergoeding voor de materiële en € 4.000,- als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.742,36, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.