ECLI:NL:RBNHO:2021:3214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
C/15/312001 / FA RK 21-141
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarige in co-ouderschap en vaststelling zorgregeling

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing van hun minderjarige kind. De moeder verzocht om toestemming om met het kind naar [plaats] te verhuizen, terwijl de vader zich hiertegen verzette. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van de verhuizing voor de vader niet aanvaardbaar zijn, omdat de verhuizing een grote impact heeft op de zorgregeling die in co-ouderschap wordt uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat het belang van de vader en het kind bij voortzetting van de huidige zorgregeling zwaarder weegt dan het belang van de moeder om een nieuw leven te beginnen in [plaats].

De rechtbank heeft ook de zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind volgens een tweewekelijks rooster bij beide ouders verblijft. De vader heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind, welke door de rechtbank is toegewezen. De moeder's verzoek om de zorgregeling te wijzigen en om het kind in te schrijven op een basisschool in [plaats] is afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de communicatie tussen de ouders cruciaal is en dat de ouders samen verantwoordelijk zijn voor de zorg voor hun kind. De uitspraak is openbaar uitgesproken en kan worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing
zaak-/rekestnr.: C/15/312001 / FA RK 21-141
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 21 april 2021
in de zaak van:
[de moeder],
verblijvende in [plaats] ,
domicilie kiezende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.M. Neervoort, kantoorhoudende te Den Helder,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.M. van Hemert, kantoorhoudende te Alkmaar,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 12 januari 2021;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op
4 maart 2021;
- het verweer tegen zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op
5 maart 2021;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de moeder van 16 maart 2021;
- de brief, met bijlagen, tevens wijziging van verzoek, van de advocaat van de vader van 17 februari 2021;
- het F-formulier van 6 april 2021 van de advocaat van de vrouw;
- het F-formulier van 7 april 2021 van de advocaat van de man.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 maart 2021 in aanwezigheid van partijen, de moeder bijgestaan door mr. J.M. Neervoort en de vader door mr. E.M. van Hemert.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben ruim acht jaar, tot augustus 2020, een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige, hierna te noemen: [de minderjarige] .
2.3.
Voorafgaand aan de verbreking van de samenwoning hebben partijen een concept ouderschapsplan opgesteld, waarin zij de zorg- en opvoedingstaken ten behoeve van [de minderjarige] bij helfte hebben verdeeld.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met [de minderjarige] naar [plaats] te verhuizen.
In het concept ouderschapsplan is opgenomen dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de moeder zou zijn en dat de zorg voor [de minderjarige] in beginsel bij helfte zou worden gedeeld. Op 17 oktober 2020 heeft de moeder met [de minderjarige] de woning verlaten en is tijdelijk in een stacaravan in de tuin van een collega in [plaats] gaan wonen. Zij hoopte op korte termijn een sociale huurwoning in [plaats] en omstreken te kunnen vinden.
De wachttijd voor een woning in (de omgeving van) [plaats] bleek 9 à 10 jaar te zijn. De moeder is afkomstig uit [plaats] . Haar hart ligt in [plaats] , daar wonen haar moeder, familie en vriendinnen. Zij kan er binnen een half jaar een woning krijgen. Zij kan daar dan ook voor haar hulpbehoevende moeder gaan zorgen. Zij woont tijdelijk in [plaats] , in de woning van een vriendin. Deze woning zal op korte termijn in de verkoop gaan.
Volgens de moeder geeft de zorgregeling die nu wordt uitgevoerd, met woensdag na de naschoolse opvang en zondag om 10.00 uur als wisselmomenten, veel onrust en een gebrek aan structuur bij [de minderjarige] . [de minderjarige] is vaak moe als hij bij de moeder komt.
De moeder werkt bij de [bedrijf] en kan worden overgeplaatst naar [plaats] met behoud van uren en salaris. Ook de vader - plaatsvervangend supermarktmanager bij [bedrijf] - zou vrij makkelijk daarheen overgeplaatst kunnen worden. Meeverhuizing is dus een optie. Met zijn inkomen kan de vader er een woning kopen. Ter zitting heeft de moeder medegedeeld dat haar contract bij de [bedrijf] niet is verlengd en dat zij thans werkloos is en op zoek naar een andere baan. Zij heeft recent een sollicitatiegesprek gehad bij een werkgever in de omgeving van [plaats] . Aan haar is medegedeeld dat zij hier aan de slag kan gaan, aldus de moeder.
3.2.
Tevens heeft de moeder verzocht aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op een basisschool in [plaats] .
zorgregeling
3.3.
De moeder heeft tenslotte verzocht een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen tussen [de minderjarige] en de vader waarbij [de minderjarige] eenmaal per twee weken een weekend bij de vader is en de overdracht plaatsvindt op vrijdag na school, waarbij de moeder [de minderjarige] naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag om 19.00 uur weer terugbrengt naar de moeder. Ook verzoekt ze te bepalen dat vakanties, studiedagen, feestdagen en eventuele thuisschooldagen van [de minderjarige] in onderling overleg bij helfte worden verdeeld.
kinderbijdrage
3.4.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader tot vaststelling van een kinderbijdrage. Zij verzoekt de rechtbank om te bepalen dat de vader haar met ingang van de datum van indiening van haar verzoek een bijdrage voor [de minderjarige] zal betalen van € 344 per maand.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

verhuizing
4.1.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij betoogt dat de co-ouderschap regeling die partijen hadden gemaakt, een paar maanden tot tevredenheid heeft gefunctioneerd. De vader heeft zijn werktijden bij [bedrijf] volledig aangepast op de afgesproken regeling. Ook de moeder heeft haar werktijden aangepast. Onderdeel van de regeling was dat de vader de voormalige gemeenschappelijke woning zou overnemen en dat de moeder met urgentie voor een (sociale) huurwoning in de gemeente [gemeente] in aanmerking zou komen. Partijen hebben hierop hun afspraken over de verdeling van de overwaarde van de woning toegespitst.
4.2.
Op 8 december 2020 heeft de moeder, voor de vader onverwacht, hem bericht dat ze naar [plaats] wil verhuizen en [de minderjarige] wil meenemen. Ze heeft kenbaar gemaakt dat [de minderjarige] daar naar school en de kinderopvang zal gaan, dat het co-ouderschap dat partijen eerder voor ogen hadden daarom niet kan doorgaan en dat zij daarom de voogdij zal vragen. Als de moeder dit laatste zal krijgen, dient de vader haar een kinderbijdrage voor [de minderjarige] te betalen. De vader heeft de moeder laten weten dat hij hiermee niet kan instemmen en heeft haar uitgenodigd voor overleg en om afspraken te maken over een zorgregeling en de kinderbijdrage. In reactie hierop heeft (de advocaat van) moeder haar verzoekschrift bij de rechtbank ingediend, aldus de vader.
4.3.
De vader betwist de noodzaak voor de moeder om te verhuizen. Dat zij eerder een sociale huurwoning in [plaats] kan krijgen, is niet aangetoond. Hij betwist dat de verhuizing doordacht en / of voorbereid zou zijn. Het idee is ontstaan op 8 december 2020 en staat haaks op de afspraken in het ouderschapsplan, op de wens van de ouders dat [de minderjarige] in zijn vertrouwde omgeving kon blijven wonen. De moeder heeft geen initiatief genomen om de gevolgen van een verhuizing voor de vader te compenseren, en realiseert zich niet wat de verhuizing voor [de minderjarige] betekent. Volgens de vader is de communicatie tussen de ouders zes maanden goed gegaan. Ook over de verhuizing van de caravan naar de woning in [plaats] hebben ouders in goed overleg gehandeld.
De vader stelt dat het recht op onverminderd contact tussen [de minderjarige] en de vader en de (continuïteit van) zorg in het gedrang komt. Omdat de moeder beperkt belastbaar en stressgevoelig is en migraine heeft, kan ze de zorg voor [de minderjarige] niet alleen dragen.
Tenslotte wijst de vader erop dat [de minderjarige] niet gewend is aan verhuizing en niet snel went aan een nieuwe omgeving. Hij heeft altijd in de woning van de vader gewoond, heeft in [plaats] zijn netwerk en de familie van vader woont in de omgeving.
zorgregeling
4.4.
De vader verzoekt een zorgregeling vast te leggen, waarbij de zorg voor [de minderjarige] volgens zijn voorstel volgens een tweewekelijks rooster wordt verdeeld, en de verdeling van de (school-) vakanties, feestdagen en verjaardagen vast te stellen.
kinderbijdrage
4.5.
De vader heeft – na wijziging – verzocht te bepalen dat hij aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna ook: kinderbijdrage) van € 294 per maand dient te voldoen met ingang van de datum van de beschikking.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) dient de rechtbank in een geschil als dit, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van in dit geval de moeder met [de minderjarige] , een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechtbank zal bij het nemen van de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen en kan daarbij onder meer de volgende vragen stellen:
- hoe noodzakelijk is het om te verhuizen?
- is de verhuizing goed doordacht en voorbereid?
- hoe is de communicatie tussen de ouders?
- hoe is de zorg voor het kind verdeeld tussen de ouders en kan dat zo doorgaan na de verhuizing?
- kunnen de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de vader worden verzacht en/of
wordt na de verhuizing rekening gehouden met de rechten van de niet verhuizende ouder en het kind om na de verhuizing onverminderd contact met elkaar te houden in een vertrouwde omgeving?
- hoe oud is het kind en wat is zijn/haar mening?
- hoezeer is het kind geworteld in de omgeving waar hij of zij nu woont of is het kind juist gewend aan verhuizingen?
- zijn er (extra) kosten voor de omgang na de verhuizing en worden deze gecompenseerd?
5.2.
De Raad heeft ter zitting medegedeeld het te betreuren dat er vóór de indiening van het verzoekschrift geen overleg tussen de ouders is geweest. De voorgenomen verhuizing zal de afspraken in het ouderschapsplan op de schop zetten en veel praktische problemen geven. Omdat de vader weekenddiensten heeft, zal de door de moeder voorgestelde zorgregeling niet goed uitvoerbaar zijn. De moeder blijkt inmiddels geen baan meer te hebben. De ouders hebben elkaar nodig voor [de minderjarige] . Een uitspraak van de rechtbank zal voor hen niets oplossen. Mogelijk zal mediation ouders helpen om samen afspraken te maken. De essentie is dat ouders de beslissing samen dragen.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen de rechtbank verzocht de beslissing over de verzoeken aan te houden, omdat zij wilden proberen met hulp van een mediator tot overeenstemming over hun geschilpunten te komen. De advocaten hebben de rechtbank recent bericht dat partijen er samen niet uitkomen en verzoeken de rechtbank alsnog een beslissing te nemen op de verzoeken.
5.4.
Aan de zijde van de moeder is van belang dat zij het recht heeft om haar eigen leven in te richten. Aannemelijk is voorts dat de moeder niet veel langer in de huidige huurwoning van een vriendin in [plaats] kan blijven wonen, omdat deze woning op een gegeven moment in de verkoop zal worden gezet. Dat zij op enig moment zal moeten verhuizen, staat dus vast.
5.5.
Aan de zijde van de vader is van belang dat de ouders een co-ouderschapsregeling zijn overeengekomen. Zij hebben in september 2020 op initiatief van de moeder een concept ouderschapsplan opgesteld waarin - zonder voorbehoud - afspraken over een co-ouderschapregeling zijn neergelegd. Sindsdien wordt deze regeling uitgevoerd. Beide ouders hebben hun werkrooster eraan aangepast. De vader heeft zijn arbeidsovereenkomst aangepast en een andere (lagere) functie gekregen, om meer vrij te zijn en meer voor [de minderjarige] te kunnen zorgen. In het concept ouderschapsplan is opgenomen dat ouders bij een voorgenomen verhuizing van één van hen vooraf met elkaar in overleg zullen treden.
5.6.
Op 8 december 2020 heeft de moeder de vader een brief gestuurd waarin ze aankondigt dat zij terug naar [plaats] verhuist en [de minderjarige] met zich mee neemt. Het co-ouderschapsplan dat partijen voor ogen hadden, kan daarom niet doorgaan. De moeder bericht dat zij de rechter zal vragen te beslissen over de voogdij over [de minderjarige] en dat de vader verplicht is kinderalimentatie voor [de minderjarige] te betalen. De advocaat van de vader heeft de moeder bij brief van 28 december 2020 medegedeeld dat de vader geen toestemming voor een verhuizing geeft en het co-ouderschap wil voortzetten. Op 12 januari 2021 heeft de moeder haar verzoekschrift ingediend.
5.7.
De rechtbank acht de wijze waarop de moeder de vader bij haar voornemen om met [de minderjarige] te verhuizen heeft betrokken in strijd met de in het ouderschapsplan verwoorde intentie om elkaar als ouders respectvol, constructief en in redelijkheid te bejegenen als het gaat om zaken die betrekking hebben op [de minderjarige] . Gesteld noch gebleken is dat de moeder het initiatief heeft genomen om in overleg te gaan met de vader. Pas in een zeer laat stadium is de moeder gekomen met een voorstel om de gevolgen van de verhuizing voor de vader en [de minderjarige] te compenseren. Bovendien is de door de moeder voorgestelde zorgregeling voor de vader niet te combineren met zijn huidige functie van filiaalchef. De weekendregeling is voor hem ook niet te combineren met zijn functie, omdat de vader minimaal 12 zaterdagen per jaar moet werken, de vakantieregeling niet, omdat hij maximaal zes weken per jaar vakantie kan opnemen.
5.8.
Voorts heeft de moeder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat zij genoodzaakt is om te verhuizen uit de regio [regio] . De moeder stelt dat zij pas sinds kort staat ingeschreven als woningzoekende in de regio [regio] en dat zij vanwege deze korte duur bij lange na niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning in [plaats] en omstreken. Dat de moeder concreet pogingen heeft gedaan om een huurwoning te vinden in de omgeving van [plaats] is echter onvoldoende gebleken uit de enkele door de moeder overgelegde reacties op te huur aangeboden woningen .
Niet alleen heeft de moeder de noodzaak om uit de omgeving van [plaats] te verhuizen onvoldoende onderbouwd, maar ook heeft zij de noodzaak om in [plaats] , op een uur rijden van de woonplaats van vader te gaan wonen onvoldoende onderbouwd. De moeder stelt weliswaar dat zij op korte(re) termijn een geschikte woning in [plaats] zou kunnen vinden maar ook dit is, na gemotiveerde betwisting door de vader, niet aannemelijk geworden, zodat aan dit standpunt voorbij wordt gegaan.
Het feit dat de moeder van de moeder in [plaats] woont en zorg zou behoeven, hetgeen door de vader gemotiveerd is weersproken, is onvoldoende om op grond daarvan te oordelen dat het voor de moeder noodzakelijk is om naar [plaats] te verhuizen.
5.9.
Bovendien is het vooruitzicht van de moeder om door haar werkgever naar [plaats] te worden overgeplaatst met behoud van dezelfde uren en salaris inmiddels vervallen. De moeder heeft een brief van haar werkgever van 9 maart 2021 overgelegd dat haar tijdelijk contract op 9 april 2021 van rechtswege afloopt, zodat het dienstverband per die datum eindigt. Ter zitting heeft de moeder medegedeeld dat van hogerhand zou zijn beslist dat haar contract niet meer verlengd kon worden. De advocaat van de vader heeft ter zitting vraagtekens gezet bij deze beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hij heeft erop gewezen dat de moeder op 10 september 2018 in dienst van deze werkgever is getreden en dat de opgegeven datum voor het einde van het dienstverband daarmee niet te rijmen is. Tussen partijen wordt in ieder geval als vaststaand aangenomen dat de moeder via haar huidige werkgever niet naar [plaats] kan worden overgeplaatst. Dat de moeder kennelijk vlak voor de mondelinge behandeling een sollicitatiegesprek heeft gevoerd bij een werkgever in de omgeving van [plaats] waar zij naar eigen zeggen op korte termijn aan de slag kan gaan, is eveneens onvoldoende om op grond daarvan te oordelen dat het voor de moeder noodzakelijk is om naar [plaats] te verhuizen.
5.10.
Op grond van al het voorgaande concludeert de rechtbank dat de gevolgen van de verhuizing voor de vader niet aanvaardbaar kunnen worden geacht. Doorslaggevend voor dit oordeel is dat de verhuizing een grote impact heeft op de zorgregeling, die in co-ouderschap wordt uitgevoerd, en niet vanuit [plaats] kan worden voortgezet, waardoor de vader geen volwaardige rol in het leven van [de minderjarige] kan spelen. Dit is niet in het belang van [de minderjarige] . Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van de vader en [de minderjarige] bij voortzetting van de huidige co-ouderschapregeling zwaarder dan het belang van de moeder om een nieuw leven te beginnen in [plaats] .
zorgregeling
5.11.
De vader verzoekt een zorgregeling vast te leggen waarbij de zorg voor [de minderjarige] op grond van een tweewekelijks rooster wordt verdeeld:
  • de eerste week is [de minderjarige] van zondag 10.00 uur tot woensdag 12.30 bij de moeder en aansluitend vanaf woensdag 12.30 uur tot zaterdag 19.00 uur bij de vader;
  • de tweede week is [de minderjarige] van zaterdag 19.00 uur tot woensdag 12.30 uur bij de moeder en aansluitend vanaf woensdag 12.30 uur tot zondag 10.00 uur bij de vader;
  • op zaterdagen brengt de vader [de minderjarige] naar de moeder en op zondag haalt de moeder [de minderjarige] bij de vader op;
  • (school-)vakanties feestdagen en verjaardagen zullen in onderling overleg verdeeld worden, uiterlijk 31 januari van het betreffende kalenderjaar zullen partijen de verdeling voor dat jaar schriftelijk vastleggen.
5.11.
Nu het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met [de minderjarige] naar [plaats] te mogen verhuizen, wordt afgewezen en zij onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd op grond waarvan de hiervoor omschreven zorgregeling, die al enige tijd loopt, niet in het belang van [de minderjarige] zou zijn, ligt het verzoek van vader voor toewijzing gereed.
kinderbijdrage
5.12.
De vader heeft – na wijziging - verzocht te bepalen dat hij aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] (hierna ook: kinderbijdrage) van € 294 per maand dient te voldoen met ingang van de datum van de beschikking.
5.13.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt de rechtbank te bepalen dat de vader haar met ingang van de datum van indiening van haar verzoek een bijdrage voor [de minderjarige] zal betalen van € 344 per maand ingeval er rekening wordt gehouden met een zorgkorting van 25% dan wel een bedrag € 288 per maand ingeval er rekening wordt gehouden met een zorgkorting van 35%.
5.14.
Nu gelet op het voorgaande de rechtbank er vanuit gaat dat de de co-ouderschapregeling wordt voortgezet, zal er rekening worden gehouden met een zorgkorting van 35%, zodat het door de vader aangeboden bedrag van € 294 met ingang van de datum van de beschikking voor toewijzing gereed ligt.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst af de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming om met [de minderjarige] te verhuizen en om hem in te schrijven op een basisschool in [plaats] .
zorgregeling
6.2.
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarige [de minderjarige] :
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] ,
verblijft volgens een tweewekelijks rooster:
  • de eerste week van zondag 10.00 uur tot woensdag 12.30 bij de moeder en aansluitend vanaf woensdag 12.30 uur tot zaterdag 19.00 uur bij de vader;
  • de tweede week van zaterdag 19.00 uur tot woensdag 12.30 uur bij de moeder en aansluitend vanaf woensdag 12.30 uur tot zondag 10.00 uur bij de vader;
  • op zaterdagen brengt de vader [de minderjarige] naar de moeder en op zondag haalt de moeder [de minderjarige] bij de vader op;
(school-)vakanties feestdagen en verjaardagen zullen in onderling overleg verdeeld worden, uiterlijk 31 januari van het betreffende kalenderjaar zullen partijen de verdeling voor dat jaar schriftelijk vastleggen.
6.3.
bepaalt dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen € 294 per maand, met ingang van de datum van deze beschikking en voor wat betreft de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.L. Grosheide, voorzitter, en mr. J.C.M. Swinkels en mr. C.S. Goedèl, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Kroon als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2021.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.