ECLI:NL:RBNHO:2021:3213

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
19 april 2021
Zaaknummer
HAA 20/4722
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het College van B&W van gemeente Zaanstad inzake urgentieverklaring voor sociale huurwoning

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 22 april 2021, staat de bevoegdheid van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaanstad centraal. Eiser, woonachtig in [woonplaats], heeft een urgentieverklaring aangevraagd voor een zelfstandige sociale huurwoning voor hemzelf en zijn kinderen. In het primaire besluit van 6 maart 2020 weigerde verweerder deze urgentieverklaring. Vervolgens heeft verweerder in het bestreden besluit van 7 juli 2020 het primaire besluit herroepen, maar verklaarde hij zich onbevoegd om te beslissen op de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 1 april 2021, die digitaal plaatsvond, heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan de hardheidsclausule van artikel 2.5.11 van de Huisvestingsverordening Zaanstad 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens de verordening, de gemeente [woonplaats] onderdeel is van de Woningmarktregio en dat de gemeente Zaanstad derhalve niet bevoegd is om te beslissen op de aanvraag van eiser. De rechtbank concludeert dat verweerder niet bevoegd is om de aanvraag te behandelen en komt daarom niet toe aan de toepassing van de hardheidsclausule.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4722

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H. Kruseman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. Ph.H. Arnold).

Procesverloop

In het besluit van 6 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser een urgentieverklaring te verlenen.
In het besluit van 7 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en beslist dat verweerder onbevoegd is om te beslissen op de aanvraag. Het verzoek om proceskosten is toegewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden middels een digitale verbinding via Skype op 1 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser is samen met een van zijn dochters woonachtig in [woonplaats] . Eiser bewoont daar een onzelfstandige woonruimte. Zijn ex-vrouw en zijn drie andere kinderen wonen in Zaanstad. De dochter van eiser zit op school in Zaanstad.
1.2
Eiser heeft een urgentieverklaring aangevraagd bij de gemeente Zaanstad voor een zelfstandige sociale huurwoning voor hemzelf en zijn kinderen.
2.1
In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hij onbevoegd is om te beslissen op de aanvraag.
2.2
In beroep heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet getoetst heeft aan de hardheidsclausule van artikel 2.5.11 van de Huisvestingsverordening Zaanstad 2018 (hierna: de Verordening).
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat ingevolge artikel 2.5.1 in combinatie met artikel 2.5.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening verweerder niet bevoegd is om te beslissen op de aanvraag. Uit artikel 1, onder oo, van de Verordening volgt dat de gemeente [woonplaats] , waar eiser blijkens diens inschrijving in de Basisregistratie zijn woonadres heeft, onderdeel is van de Woningmarktregio en derhalve de bevoegde instantie is om de urgentieaanvraag te beoordelen. Nu verweerder niet bevoegd is te beslissen op de aanvraag, komt verweerder ook niet toe aan de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 2.5.11 van de Verordening.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
22 april 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
BIJLAGE

Huisvestingsverordening Zaanstad 2018:

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:
Regiogemeenten: de gemeenten die deel uitmaken van de woningmarktregio;
Woningmarktregio: de gemeenten die behoren tot de voormalige Stadsregio Amsterdam; de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad.
Artikel 2.5.1 Bevoegdheid tot beslissen op een aanvraag om een urgentieverklaring
Op een aanvraag om een urgentieverklaring beslissen burgemeester en wethouders bij wie de aanvraag ingevolge artikel 2.5.2, eerste lid, wordt ingediend.

Artikel 2.5.2 Aanvraag om een urgentieverklaring

1. Een urgentieverklaring wordt aangevraagd:
bij burgemeester en wethouders van de regiogemeente waar de aanvrager blijkens diens inschrijving in de basisregistratie zijn woonadres heeft; of,
ij burgemeester en wethouders van de regiogemeente waar de aanvrager wil gaan wonen, als de aanvrager niet in de woningmarktregio woont.

Artikel 2.5.11 Hardheidsclausule

1. Burgemeester en wethouders zijn, indien toepassing van deze verordening zou leiden tot weigering van een urgentieverklaring, bevoegd om toch een urgentieverklaring toe te kennen indien:
weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie; en,
sprake is van bijzondere, bij het vaststellen van de verordening onvoorziene, omstandigheden die gelet op het doel van de verordening redelijkerwijs toch een grond voor de verlening van een urgentieverklaring zouden kunnen zijn.