ECLI:NL:RBNHO:2021:3213
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het College van B&W van gemeente Zaanstad inzake urgentieverklaring voor sociale huurwoning
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 22 april 2021, staat de bevoegdheid van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zaanstad centraal. Eiser, woonachtig in [woonplaats], heeft een urgentieverklaring aangevraagd voor een zelfstandige sociale huurwoning voor hemzelf en zijn kinderen. In het primaire besluit van 6 maart 2020 weigerde verweerder deze urgentieverklaring. Vervolgens heeft verweerder in het bestreden besluit van 7 juli 2020 het primaire besluit herroepen, maar verklaarde hij zich onbevoegd om te beslissen op de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 april 2021, die digitaal plaatsvond, heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft getoetst aan de hardheidsclausule van artikel 2.5.11 van de Huisvestingsverordening Zaanstad 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat, volgens de verordening, de gemeente [woonplaats] onderdeel is van de Woningmarktregio en dat de gemeente Zaanstad derhalve niet bevoegd is om te beslissen op de aanvraag van eiser. De rechtbank concludeert dat verweerder niet bevoegd is om de aanvraag te behandelen en komt daarom niet toe aan de toepassing van de hardheidsclausule.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.