ECLI:NL:RBNHO:2021:3193

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
17 april 2021
Zaaknummer
8153152 \ CV EXPL 19-17304
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtreis door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines A.G. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Vancouver via Zürich op 6 augustus 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder heeft de vordering betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de grondafhandeling op de luchthaven van Zürich hebben bemoeilijkt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen en dat de vervoerder in beginsel gehouden is tot compensatie, tenzij hij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De vervoerder heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de vertraging is veroorzaakt door slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht hebben beïnvloed. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden en dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen. Daarom wordt de vordering van de passagiers afgewezen en worden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8153152 \ CV EXPL 19-17304
Uitspraakdatum: 31 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Swiss International Air Lines A.G.
statutair gevestigd te Bazel (Zwitserland)
onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 15 oktober 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Vancouver (Canada) via Zürich (Zwitserland) op 6 augustus 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Zürich is vertraagd uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Vancouver gemist en zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Daartoe heeft hij – onder meer – het volgende aangevoerd.
4.2.
Voor het kunnen uitvoeren van de vlucht in kwestie is de vlucht Zürich-Amsterdam een conditio sine qua non. Als de vlucht Zürich-Amsterdam niet op tijd plaatsvindt, is er geen toestel van de vervoerder in Amsterdam aanwezig om de vlucht van de passagiers op tijd uit te voeren. Op 6 augustus 2019 was het slecht weer op de luchthaven van Zürich. Voorafgaand aan de rotatievlucht Zürich-Amsterdam-Zürich heeft het toestel de rotatievlucht Zürich – Barcelona (Spanje) – Zürich uitgevoerd. De vlucht Zürich-Barcelona is met een vertraging van 73 minuten vertrokken doordat slechte weersomstandigheden de grondafhandeling bemoeilijkten dan wel onmogelijk maakten. Vervolgens vermeldt het vluchtrapport van de volgende vlucht (Barcelona-Zürich) de code 93 (´de vorige vlucht kwam met een vertraging aan’) en code 82 (‘door de luchtverkeersleiding opgelegde beperkingen’). De vervoerder beschikte niet – meer – over een reservevliegtuig om de rotatie Zürich-Amsterdam-Zürich uit te voeren. De vervoerder moest daarom de terugkeer van het toestel uit Barcelona afwachten. Het is dan ook een buitengewone omstandigheid als het daarvoor bedoelde toestel de geplande vluchten niet op tijd kan uitvoeren. Er was sprake van een oncontroleerbare situatie die de vervoerder kon voorkomen noch beperken.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers daarvoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden. In punt 14 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen.
5.3.
De vervoerder beroept zich op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. De vraag die voorligt is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop voldoende heeft aangetoond dat de vertraging van de passagiers het gevolg is geweest van (doorwerking van) buitengewone omstandigheden.
5.4.
De vervoerder heeft het vluchtrapport van de vlucht in kwestie overgelegd. Blijkens dit rapport is de vlucht in kwestie wegen delaycode 93 (´AIRCRAFT ROTATION’) met een vertraging van 130 minuten uitgevoerd. De vervoerder heeft toegelicht dat deze vertraging is ontstaan doordat slechte weersomstandigheden op de voorgaande rotatie de grondafhandeling bemoeilijkten. Met zijn overgelegde vluchtrapporten van de (voorgaande) rotatievlucht Zürich – Barcelona – Zürich heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van opgeschorte grondafhandelingen wegens slechte weersomstandigheden. De passagiers hebben de slechte weersomstandigheden te Amsterdam betwist, maar miskennen daarmee dat het ging om de weersomstandigheden te Zürich en niet te Amsterdam, zoals door de vervoerder is onderbouwd. De weersomstandigheden te Zürich zorgden er immers voor dat de vluchten van en naar Zürich werden gehinderd. Dit wordt ook ondersteund door het overgelegde vluchtrapport van Zürich-Barcelona, waaruit volgt dat de vlucht met een vertraging van 73 minuten is uitgevoerd wegens delaycode 77 (‘GROUND HANDLING IMPAIRED BY ADVERSE WEATHER CONDITIONS’). Hoewel de weersomstandigheden op zichzelf niet de uitvoering van de vlucht in kwestie hebben gehinderd, is door de weersomstandigheden de grondafhandeling opgeschort hetgeen uiteindelijk heeft geleid tot een vertraging van 73 minuten op de voorgaande rotatie. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat deze omstandigheid doorwerkt op de vlucht in kwestie. De vlucht is immers met hetzelfde toestel uitgevoerd en de vervoerder kon geen invloed uitoefenen op het feit dat het toestel niet tijdig kon vertrekken.
5.5.
Over de overige vertraging van de vlucht in kwestie heeft de vervoerder aangevoerd dat de luchtverkeersleiding de “slots” heeft ingetrokken en latere “slots” heeft toegewezen. Deze standpunt van de vervoerder kan niet worden gevolgd. De vervoerder heeft immers geen documenten zoals een “slot history” overgelegd waaruit het voorgaande zou blijken. Zonder deze stukken kan niet worden achterhaald of het toestel klaar stond voor vertrek, hoe laat het toestel klaar stond voor vertrek, wanneer en door wie de slotwijzigingen zijn opgelegd. Gelet op het voorgaande is de conclusie dan ook dat enkel 73 minuten van de 130 minuten vertraging door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt en doorwerkt op de vlucht in kwestie.
5.6.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen, dan wel te beperken. Het toestel zou volgens de oorspronkelijke planning om 16:30 uur (lokale tijd) te Zürich aankomen en de aansluitende vlucht naar Vancouver stond gepland om te vertrekken om 17:35 uur (lokale tijd), waardoor er sprake was van een schema overstaptijd van 65 minuten. De aankomstvertraging wegens de buitengewone omstandigheid was echter zo groot dat het niet relevant is of de schema overstaptijd van 65 minuten wel of geen marge bood. De passagiers stellen dan wel dat de vervoerder geen rekening heeft gehouden met de omdraaitijd, maar laten na te stellen en te motiveren wat volgens hen de omdraaitijd zou moeten zijn. Tegenover de betwisting van de passagiers dat zij niet naar de eerstvolgende vlucht met plaats zijn omgeboekt, heeft de vervoerder gemotiveerd weerlegd dat de door de passagiers genoemde alternatieve vluchten eerder zouden vertrekken dan de oorspronkelijk geplande vluchten en de passagiers daarbij niet hebben gesteld of zij op tijd op Schiphol hadden kunnen zijn om deze vluchten te halen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht, van een ander luchtvaartmaatschappij, met plaats, waarmee de passagiers op 7 augustus 2019 om 11:10 uur (lokale tijd) op de eindbestemming zijn gearriveerd. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden gevergd.
5.7.
Gelet op het voorgaande zal de vordering worden afgewezen. De overige verweren van de vervoerder behoeven derhalve geen bespreking. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter