ECLI:NL:RBNHO:2021:3156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
16 april 2021
Zaaknummer
8764498
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van administratiekantoor voor schade door niet-nakomen van overeenkomst inzake belastingaangiftes

In deze zaak heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagde, een administratiekantoor, wegens tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst. Eiseres had gedaagde in 2016 ingeschakeld om de administratie over de jaren 2012 tot en met 2015 te verzorgen en belastingaangiftes in te dienen. Eiseres stelde dat gedaagde zijn verplichtingen niet is nagekomen, omdat er geen aangiftes zijn gedaan en geen uitstel is aangevraagd bij de belastingdienst. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de aangeleverde administratie niet in orde was en dat hij niet aansprakelijk was voor de schade die eiseres had geleden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Gedaagde had de verplichting om eiseres te informeren over ontbrekende stukken en om tijdig aangiftes en uitstelverzoeken in te dienen. De rechter oordeelde dat gedaagde onvoldoende had aangetoond dat hij aan zijn verplichtingen had voldaan en dat de schade die eiseres had geleden het gevolg was van zijn tekortkomingen. De vordering van eiseres tot schadevergoeding werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en de kosten voor buitengerechtelijke incassokosten.

De kantonrechter heeft de tegenvordering van gedaagde afgewezen, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De proceskosten werden toegewezen aan eiseres, omdat gedaagde ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8764498 \ CV EXPL 20-4728 (rvk)
Uitspraakdatum: 21 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende en zaakdoende te [woonplaats 1]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. D. van Loo (DAS)
tegen
[gedaagde]
wonende en zaakdoende te [woonplaats 1]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
in persoon procederend

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 7 september 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
In 2016 zijn partijen, na bemiddeling door de gemeente, met elkaar in contact gekomen. [gedaagde] zou de administratie over de jaren 2012 tot en met 2015 voor [eiseres] uitvoeren, de aangiftes over die jaren verzorgen en voor de jaren 2015 en 2016 om uitstel vragen. De gemeente zou [gedaagde] daarvoor betalen (via de BBZ regeling). De jaren 2015 en 2016 zouden daarna worden opgepakt en [eiseres] zou [gedaagde] daarvoor rechtstreeks betalen.
2.2.
Op 23 februari 2018 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan [gedaagde] bericht dat zij in september/oktober 2017 van de fiscus heeft vernomen dat er feitelijk nog geen enkel stuk was ingediend en voor 2015 en 2016 geen uitstel was gevraagd en dat zij [gedaagde] aansprakelijk stelt voor de schade.
2.3.
Op 1 maart 2018 heeft [gedaagde] hierop gereageerd dat de administratie is gedaan op de gegevens die door [eiseres] zijn aangeleverd en dat hij geen verdere werkzaamheden voor haar heeft verricht, omdat zij niet aan de betalingen heeft voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.774,10.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst de zorg van een goed opdrachtnemer in acht behoort te nemen. Daaronder valt het doen van een correcte en volledig ingevulde aangifte over de jaren 2012 tot en met 2015. Bovendien behoort [gedaagde] de termijnen die door de belastingdienst worden gesteld in acht te nemen en behoort hij tijdig uitstel te vragen voor de jaren 2015 en 2016. Omdat [gedaagde] geen volledige of correcte aangiftes over de jaren 2012 tot en met 2015 heeft ingediend en niet op vragen en verzoeken van de belastingdienst heeft gereageerd, is hij tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] is als gevolg van dit tekortschieten gehouden de schade die hierdoor is veroorzaakt te vergoeden. De schade bestaat uit het opnieuw uitvoeren van de werkzaamheden over de boekjaren 2012 tot en met 2015 (€ 3.840,-). Daarnaast heeft [eiseres] aan boetes en rente € 1.302,- aan de belastingdienst moeten betalen wegens het niet of te laat indienen van verschillende aangiftes.
3.3.
[eiseres] heeft buitengerechtelijke werkzaamheden verricht om tot betaling van de vordering te komen. Zij maakt daarom ook aanspraak op de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten van € 632,10.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat de aangeleverde administratie niet in orde was, dat hij de administratie heeft uitgevoerd op basis van de aangeleverde stukken en daarvoor een lage prijs van € 50,00 per uur exclusief omzetbelasting heeft gerekend, omdat [eiseres] niet meer kon betalen. De stukken werden onregelmatig aangeleverd. [eiseres] is door eigen toedoen met de belasting in de problemen gekomen. Dat was al voordat [gedaagde] de administratie heeft overgenomen. [gedaagde] is daarom niet aansprakelijk.
4.2.
[gedaagde] heeft een bedrag te vorderen voor niet gedeclareerde uren (124 uur) van € 4.133,33 exclusief omzetbelasting. De administratie die [eiseres] aan [gedaagde] voor de uitvoering van de werkzaamheden moest overhandigen was onvolledig, het aangeleverde lag door elkaar en de ontbrekende stukken werden niet aangeleverd. Hierdoor heeft [gedaagde] veel extra werkzaamheden verricht, maar niet in rekening gebracht.
4.3.
Daarnaast betaalde [eiseres] , ondanks herhaalde verzoeken, niet voor de werkzaamheden. [gedaagde] heeft daarom besloten te stoppen met de werkzaamheden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter moet beoordelen of [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst en of hij de schade die [eiseres] als gevolg daarvan heeft geleden, moet vergoeden.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] bij aanvang van de opdracht wist dat de administratie van [eiseres] niet op orde was en er sprake was van een achterstand. [gedaagde] was juist om die reden ingeschakeld. [gedaagde] moest in 2016 de jaarstukken over de jaren 2012 tot en met 2015 in orde maken. [gedaagde] heeft verder niet betwist dat de opdracht inhoudt dat hij voor 2012 tot en met 2015 de jaarstukken zou opstellen en de aangiftes zou indienen en voor 2015 en 2016 uitstel aan de belastingdienst zou vragen. Hij moet deze opdracht op zich dus (goed) uitvoeren.
5.3.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de werkzaamheden over de boekjaren 2012 tot en met 2015 niet goed, of helemaal niet, heeft uitgevoerd. [gedaagde] heeft geen aangiftes gedaan, terwijl hij dat wel moest doen. Ook heeft [gedaagde] niet om uitstel verzocht bij de belastingdienst. [eiseres] heeft ter onderbouwing verwezen naar brieven en stukken van de belastingdienst waaruit blijkt dat er geen, of onvolledige, aangiftes zijn gedaan en dat er geen uitstelverzoeken zijn ingediend. [eiseres] heeft ook een voorschotnota van een andere boekhouder, [XX] , overgelegd waaruit afgeleid kan worden dat deze werkzaamheden heeft verricht over de bedoelde boekjaren en waaruit voldoende aannemelijk wordt dat dit is gebeurd omdat werkzaamheden van [gedaagde] niet deugdelijk waren of helemaal niet uitgevoerd. [gedaagde] heeft daar onvoldoende tegen ingebracht. Hij heeft niet concreet gemaakt welke werkzaamheden hij wanneer heeft uitgevoerd, noch heeft hij stukken ter onderbouwing zoals aangiftes of uitstelverzoeken (of kopieën daarvan) in het geding gebracht. [gedaagde] heeft alleen aangevoerd dat hij in het bijzijn van [eiseres] heeft gebeld met de belastingdienst om problemen op te lossen, maar dat is onvoldoende. Hiermee staat vast dat [gedaagde] de opdracht niet (goed) heeft verricht.
5.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij door het ontbreken van stukken en het niet aanleveren van stukken door [eiseres] de werkzaamheden niet kon uitvoeren. [eiseres] betwist dat. Maar ook als de stelling van [gedaagde] waar is, kan dit hem niet baten. [gedaagde] is als goed opdrachtnemer verplicht om [eiseres] op de hoogte te stellen van het ontbreken van stukken en daarbij concreet aan te geven welke stukken nog nodig zijn voor het uitvoeren van de opdracht, juist omdat [eiseres] moeite had met het zelf voeren van haar administratie en om die reden [gedaagde] heeft ingeschakeld. Dat [gedaagde] een relatief laag uurtarief in rekening heeft gebracht, maakt die verplichting niet anders. [gedaagde] moet, als goed opdrachtnemer, duidelijk aan [eiseres] communiceren welke gegevens of stukken hij nodig heeft voor de uitvoering van zijn werkzaamheden, wanneer hij die gegevens of stukken moet hebben en haar erop aan te spreken als zij die gegevens of stukken niet (tijdig) aanlevert. Het blijkt onvoldoende dat [gedaagde] dit alles heeft gedaan. De opmerking van [gedaagde] dat hij diverse keren bij de winkel van [eiseres] is geweest om stukken op te vragen of op te halen is onvoldoende concreet. [gedaagde] vermeldt bijvoorbeeld niet welke stukken zouden ontbreken en ook vermeldt hij niet wanneer hij om die stukken heeft gevraagd.
5.5.
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.6.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] verder zo dat hij zich beroept op het recht van opschorting, omdat [eiseres] zijn declaraties niet betaalde. [eiseres] betwist dat. Volgens [eiseres] zijn de facturen voor de eerste jaren door de gemeente betaald en kan dat geen reden zijn om de aangiftes niet te verzorgen en heeft [eiseres] de eerste vier facturen van [gedaagde] betaald en is zij met de betaling gestopt omdat zij niets meer van [gedaagde] hoorde. In reactie hierop heeft [gedaagde] gesteld dat betalingen niet werden gedaan, hij ‘cliënt’ er meerdere keren op heeft gewezen dat betalingen regelmatig moeten plaatsvinden, regelmatig om zijn centen heeft gevraagd en er altijd weer beloofd werd dat ‘ze zouden gaan betalen’. Daarmee heeft [gedaagde] zijn beroep op opschorting onvoldoende onderbouwd en het verweer daartegen van [eiseres] onvoldoende betwist. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk welke cliënt [gedaagde] bedoelt ( [eiseres] of de gemeente), aan wie hij om zijn centen heeft gevraagd en wie heeft aangegeven dat er zou worden betaald. De kantonrechter is al met al van oordeel dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld om aan te nemen dat hij bevoegd was tot opschorting van zijn werkzaamheden.
5.7.
[gedaagde] moet dus de schade van [eiseres] vergoeden. [gedaagde] heeft de hoogte van de schade op zich niet betwist. Het schadebedrag staat daarmee vast. Het staat ook vast dat deze schade het gevolg is van het niet-nakomen van de overeenkomst door [gedaagde] .
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] in hoofdsom zal toewijzen.
5.9.
Tegen de gevorderde rente is geen verweer gevoerd, zodat deze ook toegewezen zal worden, met dien verstande dat bij gebreke van een gestelde verzuimdatum, deze rente toegewezen zal worden vanaf de datum van dagvaarding (7 september 2020).
5.10.
[eiseres] vordert verder een bedrag dat is gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De onderhavige vordering heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiseres] heeft gesteld dat de kosten betrekking hebben op andere (buitengerechtelijke) verrichtingen dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. Zij heeft ter onderbouwing van haar stelling brieven van 23 februari 2018, 7 maart 2018 en 14 maart 2018 overgelegd, zodat voldoende is gebleken van buitengerechtelijke incassowerkzaamheden. De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is toewijsbaar tot het gevorderde bedrag van € 632,10 inclusief btw, zijnde het wettelijk tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] wordt veroordeeld.
5.11.
[gedaagde] stelt nog dat hij € 4.133,33 exclusief omzetbelasting van [eiseres] te vorderen heeft voor niet gedeclareerde uren (124 uur). Ondanks het verweer hiertegen van [eiseres] heeft [gedaagde] deze stelling niet geconcretiseerd of onderbouwd. Dat had wel op zijn weg gelegen. De kantonrechter zal de kennelijke tegenvordering van [gedaagde] op [eiseres] daarom - als onvoldoende onderbouwd - afwijzen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt [gedaagde] ook veroordeeld tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 5.774,10, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.142,- vanaf 7 september 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 87,99
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 622,00
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 124,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt;
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst de vordering voor het overige af;
6.7.
wijst de tegenvordering van [gedaagde] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter