ECLI:NL:RBNHO:2021:3149

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 maart 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
9018211
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling werkgever tot betaling transitievergoeding en loon in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 maart 2021 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen een verzoekster en haar werkgever, aangeduid als [verweerster 1]. De verzoekster heeft verzocht om toekenning van een transitievergoeding en betaling van achterstallig loon, niet-opgenomen vakantiedagen en vakantietoeslag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over het recht van de verzoekster op een transitievergoeding en uitbetaling van niet-opgenomen vakantiedagen en vakantietoeslag. Echter, er was wel discussie over het recht op loon over de periode van 1 oktober 2020 tot 11 november 2020, waarbij de werkgever stelde dat de verzoekster zelf ontslag had genomen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een duidelijk en ondubbelzinnig ontslag door de verzoekster. De werkgever kon niet aantonen dat de verzoekster had aangegeven niet meer te willen werken. De kantonrechter heeft daarom geoordeeld dat de verzoekster recht heeft op loon over de genoemde periode. De werkgever is veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 186,93 bruto, achterstallig loon van € 1.412,74 bruto, niet-opgenomen vakantiedagen van € 643,55 bruto en vakantietoeslag van € 113,02 bruto.

Daarnaast is de wettelijke rente toegewezen, maar de wettelijke verhoging is gematigd tot nihil vanwege de coronamaatregelen die de onderneming van de werkgever hebben getroffen. De kantonrechter heeft ook de betaling van buitengerechtelijke incassokosten en een deugdelijke bruto/nettospecificatie toegewezen, met een dwangsom voor het niet voldoen aan deze verplichtingen. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever, die ook hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van de verzochte bedragen. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9018211 \ AO VERZ 21-10
Uitspraakdatum: 22 maart 2021
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak (beschikking) van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. G.F. de Graaf van CNV Vakmensen Advocaten
tegen
[verweerster 1], gevestigd te [vestigingsplaats]
en de vennoten
[verweerster 2]en
[verweerster 3], beiden wonende te [woonplaats 2]
verweerders
verder gezamenlijk te noemen: [verweerster 1] , en afzonderlijk te noemen [verweerster 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3]
gemachtigde: geen

1.De gronden van de beslissing

1.1.
[verzoekster] verzoekt om toekenning van een transitievergoeding en betaling van achterstallig loon, niet-opgenomen vakantiedagen en vakantietoeslag. De kantonrechter zal deze verzoeken van [verzoekster] toewijzen, op de volgende gronden.
1.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoekster] recht heeft op een transitievergoeding en uitbetaling van niet-opgenomen vakantiedagen en vakantietoeslag.
1.3.
Wel is er discussie over de vraag of [verzoekster] recht heeft op loon over de periode van 1 oktober 2020 tot 11 november 2020. [verweerster 1] vinden dat [verzoekster] daar geen recht op heeft. Volgens [verweerster 1] heeft [verzoekster] zelf ontslag genomen en wilde zij niet meer werken.
1.4.
Volgens de wet en de rechtspraak is alleen sprake van een ontslag door de werknemer zelf, als de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig heeft verklaard de arbeidsovereenkomst te willen beëindigen. Daarvoor is dus een duidelijke verklaring van de werknemer nodig. Alleen maar weglopen van de werkplek is niet genoeg. In deze zaak kan de kantonrechter niet vaststellen dat [verzoekster] duidelijk en ondubbelzinnig heeft gezegd dat zij ontslag neemt. Ook uit de stukken, waaronder de Messenger-berichten tussen partijen, blijkt dat niet. Er is dus geen ontslag door [verzoekster] zelf.
1.5.
De kantonrechter kan ook niet vaststellen dat [verzoekster] niet meer wilde werken. Wel is duidelijk dat er onenigheid was tussen [verzoekster] en [verweerster 3] . Maar daaruit volgt niet dat [verzoekster] niet wilde werken. Uit de stukken blijkt ook niet dat [verzoekster] heeft gezegd dat ze niet meer wilde werken. In de Messenger-berichten staat dat [verzoekster] juist wel wilde komen werken.
1.6.
De door [verweerster 1] genoemde redenen om het loon niet betalen over de periode vanaf 1 oktober 2020 tot 11 november 2020 gaan dus niet op. Dat betekent dat [verzoekster] over die periode recht heeft op loon.
1.7.
De conclusie is dat [verweerster 1] zullen worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding van € 186,93 bruto, achterstallig loon van € 1.412,74 bruto, niet-opgenomen vakantiedagen van € 643,55 bruto en vakantietoeslag van € 113,02 bruto.
1.8.
Als te laat wordt betaald, heeft een werknemer in principe recht op een wettelijke verhoging die maximaal 50% is. Maar [verweerster 1] hebben aannemelijk gemaakt dat hun onderneming veel last heeft van de coronamaatregelen en dat zij daardoor minder omzet hebben. De kantonrechter vindt het daarom redelijk om de wettelijke verhoging te matigen tot nihil, dan wil zeggen dat geen wettelijke verhoging wordt toegekend. Daarbij speelt ook mee dat [verzoekster] vanaf 1 oktober 2020 feitelijk niet meer heeft gewerkt.
1.9.
De wettelijke rente wordt wel toegewezen, omdat te laat wordt betaald door [verweerster 1]
1.10.
Voldoende is gebleken dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal [verweerster 1] daarom veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten, berekend volgens het wettelijk tarief, te weten een bedrag van € 353,44.
1.11.
Ook de verzochte verstrekking van een deugdelijke bruto/nettospecificatie zal worden toegewezen, met een dwangsom met een maximum van € 1.000,00.
1.12.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster 1] , omdat zij ongelijk krijgen. Het salaris van de gemachtigde van [verzoekster] zal worden vastgesteld op € 498,00.
1.13.
[verweerster 1] worden ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan verzochte nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoekster] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking.
1.14.
[verweerster 1] zullen hoofdelijk worden veroordeeld. Dat wil zeggen dat [verweerster 1] , [verweerster 2] en [verweerster 3] ieder worden veroordeeld tot betaling van bovenstaande bedragen, maar dat bij betaling door één van hen, de anderen niet meer hoeven te betalen.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in die zin dat als de een betaalt de ander zal zijn bevrijd, om aan [verzoekster] de transitievergoeding te betalen van € 186,93 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
2.2.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, om aan [verzoekster] het achterstallige loon over de periode 1 oktober 2020 tot 11 december 2020 te betalen van
€ 1.412,74 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
2.3.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, om aan [verzoekster] de niet-opgenomen vakantiedagen te betalen van € 643,55 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
2.4.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, om aan [verzoekster] de vakantietoeslag te betalen van € 113,02 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
2.5.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, om aan [verzoekster] de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten te betalen van € 353,44;
2.6.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, om aan [verzoekster] een deugdelijke bruto/nettospecificatie te verstrekken van de betalingen vermeld onder 2.1 tot en met 2.4., op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verweerster 1] niet voldoen aan de beschikking, met een maximum van € 1.000,00;
2.7.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op
griffierecht van € 85,00 en salaris van de gemachtigde van € 498,00;
2.8.
veroordeelt [verweerster 1] hoofdelijk, in de hiervoor vermelde zin, tot betaling van
€ 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoekster] worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking;
2.9.
verklaart deze uitspraak uitvoerbaar bij voorraad;
2.10.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter