ECLI:NL:RBNHO:2021:3101
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte opzet had op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2020 betrokken was bij een situatie waarin de aangever, een minderjarige, door medeverdachten werd meegenomen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een onherstelbaar vormverzuim in het proces, omdat de verhoren van de aangever en getuige niet correct waren geregistreerd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er inderdaad sprake was van een vormverzuim, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever en zijn broer tegenstrijdig waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat de aangever niet vrijwillig in de auto was gestapt. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat er geen bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd eveneens afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken.