Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
3.Overige voorvragen
4.Beoordeling van het bewijs
5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
6.Strafbaarheid van de verdachte
7.Motivering van de sanctie
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9.Vordering tot tenuitvoerlegging
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
9 (negen) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,- (duizend euro)als vergoeding voor de immateriële schade en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.