ECLI:NL:RBNHO:2021:3060

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
C /15/315194 / HA RK 21/68
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek in een jeugdzorgzaak met betrekking tot medische behandeling van een minderjarige

Op 14 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door de vader van een minderjarige zoon, die uit huis was geplaatst. De kinderrechter, mr. A.S. van Leeuwen, had op 13 april 2021 een mondelinge behandeling geleid over een verzoek van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering voor vervangende toestemming voor medische behandeling van de minderjarige. Tijdens deze zitting weigerde de vader toestemming te geven en uitte hij zijn onvrede over de gang van zaken, waarbij hij de kinderrechter dreigde te wraken. Na de zitting diende de vader een wrakingsverzoek in, waarop de wrakingskamer besloot geen mondelinge behandeling te plannen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de vader zijn wraking pas na de uitspraak had ingediend en geen duidelijke gronden voor zijn wraking had opgegeven. De rechtbank verklaarde het wrakingsverzoek dan ook niet-ontvankelijk en bepaalde dat de zaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond op 13 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: C /15/315194 / HA RK 21/68
datum uitspraak : 14 april 2021
BESLISSINGop het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.), ingediend door:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank is de minderjarige zoon van verzoeker, [naam], geboren [geboortedatum], uit huis geplaatst. De gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering in Alkmaar heeft een verzoek ingediend tot vervangende toestemming voor medische behandeling (inschrijving huisarts en tandarts en opstarten behandeling) van [naam].
1.2.
Op 13 april 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden voor kinderrechter mr. A.S. van Leeuwen (hierna: de rechter). Daarbij waren verder aanwezig de gezinsvoogd, de moeder, de advocaat van moeder en de vader. Allen hebben het woord gevoerd. Vader bleek ook tijdens de zitting niet bereid om op dat moment de verlangde toestemming te verlenen.
1.3.
Uit het proces-verbaal blijkt het volgende:
De kinderrechter
Als de gezinsvoogd nu wel de brief voor toestemming mee had, zou u dit briefje dan niet gewoon tekenen?
De vader
Nee, absoluut niet. Ben zelf in staat om dingen te regelen.
Zoals te doen gebruikelijk heeft de rechter ter zitting haar beslissing genomen en meegedeeld:
De kinderrechter
Dan ga ik de toestemming geven.
De vader
Ik snap niet waarom zij zo moeilijk doen. Het kan gewoon geregeld worden. Dit is geen rechtsgang. Ik wraak u als rechter.
En even later tijdens de zitting:
De kinderrechter
De beslissing komt zo snel mogelijk. Deze komt binnen twee weken.
De vader
U had nooit uitspraak mogen doen, want ik heb u meerdere keren gewraakt.
De kinderrechter
Ik had toen al gezegd wat ik zou gaan beslissen.
1.4.
Direct na afloop van de zitting heeft de rechter met de griffier het proces-verbaal opgesteld. Zij heeft dat met het onderliggende dossier bij de griffier van de wrakingskamer ingediend, daarbij stellende dat verzoeker een wrakingsverzoek heeft gedaan.
1.5.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Een rechter kan op grond van artikel 36 Rv worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
2.2.
Volgens artikel 5 lid 2 onder b van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank (onder meer te vinden op www.rechtspraak.nl) kan een wrakingsverzoek niet worden ingediend na het tijdstip, waarop einduitspraak is of wordt gedaan.
Naar het oordeel van de wrakingskamer had de rechter in deze zaak haar beslissing genomen en ook uitspraak gedaan. Pas daarna heeft verzoeker de rechter gewraakt. Dat de mondelinge uitspraak later op schrift wordt gezet, doet daar niet aan af.
De wrakingskamer zal het verzoek daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.
2.3.
Overigens merkt de wrakingskamer op dat verzoeker ook geen grond voor zijn wraking heeft opgegeven. Hij heeft niet duidelijk gemaakt waarom aan de onpartijdigheid van de rechter zou moeten worden getwijfeld.

3.BESLISSING

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk;
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3.
bepaalt dat de zaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op 13 april 2021 en beveelt daartoe de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan de voorzitter van de rechtbank Noord-Holland, afdeling familie- en jeugdrecht.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, en mr. P.J. Jansen,
mr. I.H. Lips, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.T. Delleman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.