In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding van een beroepschauffeur tegen het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De verzoeker had schadevergoeding gevraagd omdat het CBR niet tijdig een besluit had genomen over zijn aanvraag voor het verlengen van zijn rijbewijs, wat leidde tot inkomensverlies. De rechtbank oordeelde dat het CBR onrechtmatig had gehandeld door de wettelijke beslistermijn te overschrijden. De verzoeker had zijn aanvraag tijdig ingediend, maar het CBR had niet de voorrang gegeven die beroepschauffeurs volgens hun eigen beleid zouden moeten krijgen. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen en het CBR veroordeeld tot het betalen van € 1.400,- aan de verzoeker, evenals de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank onderbouwde haar beslissing met verwijzingen naar eerdere rechtspraak en concludeerde dat het CBR niet voldoende had aangetoond waarom de aanvraag van de verzoeker zo lang had geduurd. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.