U houdt mij voor dat ik in mijn verhoor op 12 oktober 2020 heb verklaard: “Ik weet eigenlijk niet meer of het [medeverdachte 1] was of [verdachte] . Ik denk eerlijk gezegd dat het [verdachte] was want [medeverdachte 1] kon niet lopen. [verdachte] kent ook de auto’s hij is familie van hen.”
En dat ik ter zitting van 15 maart 2021 heb verklaard: “ [verdachte] is naar het huis toe gelopen en zag haar auto niet staan, maar wel de auto van oma.”
Daarop zeg ik dat [verdachte] niet naar het huis van de oma is gelopen maar dat hij langs dat huis is gelopen. In de schuur van [medeverdachte 1] is alles besproken.
U houdt mij voor dat ik nu stelliger ben in mijn verklaring dat [verdachte] naar de auto heeft gezocht dan tijdens mijn laatste politieverhoor. Daarop zeg ik dat ik het gewoon zeker weet dat het [verdachte] was en dat ik dat op 12 oktober 2020 ook al wist.
U houdt mij voor dat ik aan het begin van de zitting zei dat [medeverdachte 1] de auto niet kon vinden. Daarop zeg ik dat ik niet meer weet hoe het precies is gegaan. Ik weet niet of [medeverdachte 1] er niet ook naartoe is geweest, misschien op een scooter. Ik weet zeker dat [medeverdachte 1] heeft doorgegeven dat de auto van [slachtoffer 1] er niet stond. Daarna is [verdachte] langs het huis gegaan. Of dat het huis van [slachtoffer 1] is geweest of van de oma, weet ik niet zeker. Het staat me bij dat het langs het huis van de oma is geweest. Ik weet niet zeker of ik het in persoon of via Snapchat heb gehoord. [medeverdachte 1] , [verdachte] en ik waren in de schuur van [medeverdachte 1] en daar is het besproken. Het plan was er toen al. Toen wij in de schuur zaten, is [verdachte] weggegaan. Maar hij had het al gezien voordat we naar de schuur gingen. Ik weet het even niet, ik weet de volgorde even niet, ik ben wat wazig omdat ik slecht slaap.
Ik denk even rustig na en vertel het nog een keer. [verdachte] en ik kwamen afzonderlijk van elkaar naar de schuur. Wij waren daar in de middag. [verdachte] vertelde in de schuur dat de auto van [slachtoffer 1] er niet stond maar die van de oma wel en dat er ‘ [kenteken] ’ op het kenteken stond. Ik ging daarna naar huis. Toen we weg waren uit de schuur, vroeg ik het nog een keer via Snapchat aan [verdachte] . Ik was het namelijk vergeten. Ik ben al mijn hele leven vergeetachtig. [verdachte] heeft het via Snapchat aan mij terug geappt. Ik ging dezelfde avond op pad en stak die auto in de fik. Zo is het gegaan, in deze volgorde.
Ter zitting van 15 maart 2021 heb ik verklaard: “ [verdachte] zei: “Ik wil de auto niet in de fik steken, maar ik kan misschien wel iets anders voor je doen. Hij wilde niet de auto in de fik steken, maar wilde wel helpen om te zoeken waar de auto stond.” Dat was op initiatief en vraag van [medeverdachte 1] , dat heeft hij aan [verdachte] gevraagd. Ik weet niet of hij dat aan hem in de schuur heeft gevraagd. Ik heb dat niet direct van [verdachte] gehoord. [medeverdachte 1] vroeg aan [verdachte] om het kenteken door te geven omdat hij de auto in de fik wilde gaan steken. Ik was daar niet bij denk ik maar ik weet het niet zeker. Ik weet ook niet meer zeker of het die middag is geweest, maar het was in ieder geval wel die dag of de dag daarvoor. Ik weet niet of ik erbij ben geweest toen [verdachte] zei dat hij de auto niet in de fik wilde steken. Maar ik heb dat zeker van [verdachte] zelf gehoord. Het is het kenteken doorgeven geworden. Ik weet niet meer of ik dat bij de politie heb verteld of niet.
Ik heb het kenteken van [verdachte] doorgekregen, in persoon in de schuur en later op mijn verzoek via Snapchat. De auto van oma [oma] was een grotere versie dan die van [naam] .
Ik ben die dag nog een keer naar [medeverdachte 1] geweest om het goedje op te halen. Dat was in de avond. Daar is [verdachte] niet bij geweest.
Op vragen van de verdediging antwoord ik dat ik me op dit verhoor niet heb voorbereid. Ik heb mijn verhoren niet doorgelezen en ik heb met niemand herhaald wat ik eerder heb verklaard.
Het klopt dat [slachtoffer 2] eerder mijn beste vriend was. Ik denk dat ik vier of vijf dagen per week met hem omging en ook bij hem thuis kwam. Maar het was niet alleen [slachtoffer 2] , dat waren ook [verdachte] en [naam] . De grootmoeder van [slachtoffer 2] noem ik hier ‘oma [oma] ’. Ik ken haar van horen zeggen. Ik heb met haar ook wel gesproken, maar ik ken haar niet echt persoonlijk. Ik heb haar weleens gezien bij [slachtoffer 2] thuis of buiten en ik heb toen gevraagd ‘hoe gaat het met u’ en zo. Ik zou haar huis in de [straat] niet kunnen aanwijzen. Ik weet misschien de richting, maar niet het specifieke huisnummer of de voordeur.
Ik heb bij de politie verklaard dat ik regelmatig in de schuur van [medeverdachte 1] zat. [verdachte] zat daar acht van de tien keer bij, maar soms was ik alleen met [medeverdachte 1] .
Ik had sinds eind maart 2020 contact met [medeverdachte 1] . Na 31 mei 2020 ben ik niet bij hem weggebleven, dat klopt. Toen hij [verdachte] en mij bleef appen om te komen en toen [verdachte] zei ‘we gaan wel’, vond ik de keuze van [verdachte] goed omdat wij zo goed bevriend waren. Ik liep zeker achter [verdachte] aan.
Er wordt mij het overzicht van de Whatsapp berichten over de afspraken in de schuur bij [medeverdachte 1] voorgehouden. Het klopt dat ik ook met [medeverdachte 1] heb afgesproken. Maar er is heel weinig via de Whatsapp gegaan. De meeste berichten gingen via Snapchat.
Het klopt dat ik soms alleen bij [medeverdachte 1] was, zonder [verdachte] . [verdachte] kan in de ochtend uitslapen en ik niet. [medeverdachte 1] wist dat en appte me om langs te komen. [verdachte] kwam dan later. Ik volgde [verdachte] en hij volgde mij ook.
Het plan om de auto in brand te steken is ontstaan op 13 of 14 juni 2020. Wij hebben het met z’n drieën erover gehad, in de schuur. Alle plannen werden daar besproken. Ik heb eerder verklaard dat [verdachte] toen al langs dat huis is gegaan. Daarom zei ik dat het plan misschien al de dag daarvoor is ontstaan. Want dat is logisch. Maar ik weet het niet zeker. Het was op de dag zelf of de dag daarvoor. Het doorgeven van het kenteken was op de dag zelf.
Op de vraag naar de exacte informatie die ik van [verdachte] heb doorgekregen, antwoord ik dat ik alleen het kenteken heb gekregen. Dat is via Snapchat geweest. De auto was iets van [merk] . Ik had ook iets over [merk] en [merk] in mijn hoofd. Maar ik lette alleen op ‘ [kenteken] ’ van het kenteken en niet op het merk of type auto. Ik keek specifiek alleen naar de kentekens. Op de vraag van de voorzitter antwoord ik dat ik geen verstand van auto’s heb.
Op verdere vragen van de verdediging antwoord ik dat ik bij de politie eerst heb ontkend iets met die brandstichting te maken te hebben. Daarna heb ik verklaard dat [medeverdachte 1] op zoek ging naar de auto en later heb ik dat in [verdachte] gewijzigd. Ik dacht eerst dat het [medeverdachte 1] was en ik vergat dat [verdachte] het kenteken had doorgegeven. Dat heb ik daarna verteld. Ik dacht dat [medeverdachte 1] ook op onderzoek uit ging.
Ik lees nu dat [medeverdachte 1] toen wel kon lopen, maar volgens mij ging hij in die tijd alleen naar de fysiotherapie en zijn werk en bleef voor de rest thuis. In het begin ging hij nog drugs halen, maar op een gegeven moment niet meer, want de dealer kwam naar zijn huis.
Zonder de tip van het kenteken zou de brandstichting niet zijn gelukt. De informatie van [merk] , [merk] , [merk] en het doorgegeven kenteken kloppen niet, zegt u, maar in mijn beleving was het kenteken iets met ‘ [kenteken] ’ en daar heb ik naar gezocht en de auto heb ik zo gevonden. Dat kwam ook bij de zitting van 15 maart 2021 ter sprake. Ik ben afgegaan op de cijfers in het midden van het kenteken en niet op het merk of type auto.
Desgevraagd beschrijf ik mijn looproute van het huis van [medeverdachte 1] naar de auto. Ik weet nog dat ik die route verkeerd heb beschreven bij de politie en dat ze me daarmee hebben geconfronteerd. De juiste looproute staat ingetekend op de kaart op dossierpagina 1276.
Het klopt dat ik het allemaal voor geld heb gedaan, maar ik heb niets gekregen. Ik heb een keer € 100,- gepind en gekregen van [medeverdachte 1] . Dat was voor het ingooien van het keukenraam op 24 mei 2020. [verdachte] wist daarvan. Ik heb die € 100,- binnen tien dagen opgemaakt.