ECLI:NL:RBNHO:2021:2931

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
8311168 \ CV EXPL 20-1345
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers na instapweigering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens een vermeende instapweigering tijdens hun vlucht van Alicante naar Rotterdam op 22 juni 2019. De passagiers stelden dat zij recht hadden op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat zij niet in staat waren om in te checken. De vervoerder betwistte echter dat er sprake was van een instapweigering en voerde aan dat de passagiers zich te laat hadden gemeld bij de incheckbalie, wat hen de toegang tot de vlucht ontzegde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet tijdig bij de incheckbalie waren en dat zij daarmee niet voldeden aan de voorwaarden van de Verordening. Hierdoor was de Verordening niet van toepassing op hun vordering. De rechter wees de vordering van de passagiers af en stelde hen aansprakelijk voor de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige aanwezigheid bij de incheckbalie en de verantwoordelijkheden van passagiers in het kader van luchtvaartcompensatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8311168 \ CV EXPL 20-1345
Uitspraakdatum: 7 april 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2], wonende te [woonplaats] (Spanje)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Juristu Incassodiensten B.V.
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 januari 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Alicante Airport (Spanje) naar Rotterdam op 22 juni 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn niet meegevlogen met de vlucht.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met een instapweigering en vergoeding van nieuwe aangeschafte vliegtickets.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.150,00, vermeerderd met primair de wettelijke handelsrente rente over dit bedrag vanaf 22 juni 2019, subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2019 en meer subsidiair te vermeerderen met de wettelijke (handels-)rechte vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 209,63 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- € 423,50 aan kosten juridische bijstand - de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de instapweigering gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. De passagiers vorderen daarnaast gelet op de wanprestatie van de vervoerder een bedrag van € 350,00. Door een technische storing bij de vervoerder was de door passagier sub 1 bijgeboekte koffer niet in het systeem verwerkt. Dit zorgde ervoor dat grote verwarring is ontstaan op de luchthaven van Alicante. Passagier sub 1 is verwezen naar de balie van de vervoerder om het probleem op te lossen. De balie was echter gesloten. De vlucht is vervolgens vertrokken voordat een medewerker van de vervoerder bij de balie kon helpen. Door de instapweigering als gevolg van de computerstoring waren de passagiers dan ook genoodzaakt om nieuwe vliegtickets te kopen.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat geen sprake is van een instapweigering. De passagiers hebben zich te laat gemeld voor de vlucht waardoor het voor de vervoerder niet meer mogelijk was om de passagiers in te checken voor de vlucht. De vervoerder is genoodzaakt om als voorwaarde te stellen dat de passagiers minimaal 40 minuten voor de vertrektijd inchecken bij de incheckbalie, vanwege de beschikbaarheid van check-in balies en grondafhandeling van de vlucht, alsmede haar eigen planning en het tijdig vertrek van de vlucht. Dit volgt ook uit de boekingsbevestiging en de algemene voorwaarden. Het weigeren van passagiers na sluiten van de check-in balie is dan ook - voor zover van toepassing - te kwalificeren als een redelijke grond zoals bedoeld in artikel 2 sub j van de Verordening. Indien de passagiers op tijd aanwezig waren geweest op de luchthaven dan had de vervoerder het probleem omtrent de betaling van de koffer eenvoudig kunnen oplossen en hadden de passagiers vervoerd kunnen worden met de vlucht. Uit coulance hebben de aanwezige medewerkers nog geprobeerd de passagiers te helpen. Medewerkers zijn met passagier sub 2 in diens rolstoel naar de security gesneld, terwijl voor passagier sub 1 getracht werd het probleem met de betaling op te lossen. Passagier sub 2 bleek echter niet over een boardingpass te beschikken, waarna men weer terug moest naar passagier sub 1 bij de balie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Uit artikel 3 lid 2 van de Verordening volgt dat de Verordening alleen van toepassing is op voorwaarde dat de passagiers over een bevestigde boeking voor de vlucht in kwestie beschikken en zich bij de incheckbalie melden zoals bepaald en uiterlijk op de tijd die van te voren door de luchtvaartmaatschappij, de touroperator of een erkend reisbureau schriftelijk (waaronder via elektronische weg) is aangegeven. Niet in geschil is dat de passagiers zich minimaal 40 minuten voor de vertrektijd bij de incheckbalie moesten melden.
5.3.
De kantonrechter merkt op dat de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de gestelde instapweigering rust op de passagiers; zij beroepen zich immers op het rechtsgevolg van die stelling, te weten het recht op compensatie op grond van de Verordening. De vervoerder heeft gemotiveerd betwist dat de passagiers zich tijdig bij de incheckbalie hebben gemeld. Het had dan ook op de weg van de passagiers gelegen om meer feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit de juistheid van hun stelling kan volgen. Nu de passagiers hebben nagelaten om hun stelling met stukken te onderbouwen, is niet komen vast te staan dat zij zich tijdig hebben gemeld bij de incheckbalie. Aangezien de passagiers daarmee niet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Verordening hebben voldaan is de Verordening niet van toepassing op het onderhavige geschil. De vordering van de passagiers op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden afgewezen.
5.4.
De passagiers vorderen nog vergoeding van de nieuw aangeschafte vliegtickets. Nu niet is gebleken dat sprake is geweest van een instapweigering en de passagiers door eigen toedoen, te weten het niet tijdig melden bij de incheckbalie, nieuwe vliegtickets hebben moeten aanschaffen, ontbreekt aansprakelijkheid van de vervoerder ten aanzien van dit deel van de vordering. De vordering ten aanzien de nieuwe geboekte tickets wordt daarom eveneens afgewezen. De nevenvorderingen volgen hetzelfde lot.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt en verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter