In deze zaak heeft Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde, met betrekking tot achterstallige ziektekostenpremies. De gedaagde had op 8 maart 2017 via internet een zorgverzekering aangevraagd bij Zilveren Kruis, met een ingangsdatum van 1 april 2017. De maandpremie bedroeg €93,95, maar de gedaagde had slechts een deel van de facturen betaald, waardoor er een openstaand bedrag van €153,45 resteerde. Zilveren Kruis had de vordering uit handen gegeven aan een incassobureau en uiteindelijk een dagvaarding uitgebracht op 30 oktober 2020.
De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de overeenkomst zonder toestemming en onder dwang tot stand was gekomen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Zilveren Kruis voldoende bewijs had geleverd dat de gedaagde een zorgverzekering had afgesloten en dat de betalingsachterstand niet was betwist. Het verweer van de gedaagde werd als onvoldoende onderbouwd beschouwd.
De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van €164,09, vermeerderd met rente, en een vergoeding voor de buitengerechtelijke kosten van €48,40, alsook de proceskosten van €303,09. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.