ECLI:NL:RBNHO:2021:2824

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
8594154 \ CV EXPL 20-5333
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatievergoeding voor passagiers bij vertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Emirates vanwege een vertraging van meer dan drie uur op hun vlucht van Amsterdam naar Dubai op 28 februari 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De luchtvaartmaatschappij heeft de vordering betwist en een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de landing op de luchthaven van bestemming onmogelijk maakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vertraging inderdaad het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden, aangezien de luchtverkeersleiding een stop had afgekondigd voor alle binnenkomende en vertrekkende vluchten vanwege zware weersomstandigheden. De passagiers hebben betoogd dat de situatie geen buitengewone omstandigheid opleverde, maar de rechtbank oordeelde dat de luchtverkeersleiding specifieke beperkingen had opgelegd aan het toestel van de passagiers. De rechtbank concludeerde dat de luchtvaartmaatschappij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagiers tot betaling van compensatie werd afgewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat zij ongelijk kregen in hun vordering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8594154 \ CV EXPL 20-5333
Uitspraakdatum: 31 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.D. Cicilia (Flight Claim)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Emirates
statutair gevestigd te Dubai (Verenigde Arabische Emiraten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 18 juli 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, heeft op 28 mei 2020 een vonnis gewezen waarin zij zich onbevoegd verklaarden om van de vordering kennis te nemen en hebben de zaak doorverwezen naar de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) op 28 februari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 februari 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 18 juli 2019;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de vertraging van de vlucht met name te wijten valt aan slechte weersomstandigheden rond de luchthaven van bestemming alsmede beslissingen vanuit de luchtverkeersleiding ten gevolge van deze weersomstandigheden. De vervoerder voert voorts aan dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen ter beperking of voorkoming van de vertraging. De vervoerder betwist tevens buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn.
4.2.
Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers vertraagd is uitgevoerd en zij later dan drie uur op de eindbestemming zijn gearriveerd. Daardoor geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder, tenzij zij zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, sub c onder i, ii of iii van de Verordening. Daarnaast hoeft zij niet aan de compensatieplicht te voldoen indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
De vervoerder heeft een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden; de vertraging is het gevolg van een samenloop van omstandigheden veroorzaakt door slechte weersomstandigheden. De luchthaven te Dubai had te kampen met zware windstoten en onweersbuien ten tijde van de oorspronkelijk geplande landingstijd. Ter onderbouwing hiervan heeft de vervoerder METAR-data overgelegd. De slechte weersomstandigheden zijn door de passagiers niet betwist. Ten tijde van de geplande landingstijd was vanuit de luchtverkeersleiding te Dubai een stop afgekondigd op al het binnenkomend en vertrekkend vliegverkeer. Het toestel is daarom in een wachtcircuit geplaatst, wachtend op toestemming van de luchtverkeersleiding om te landen. Na onbepaalde tijd wachten op toestemming van de luchtverkeersleiding om te landen is het toestel uitgeweken naar een andere luchthaven om daar te wachten op verbeterde weersomstandigheden op de luchthaven van bestemming. Voorgaande blijkt uit door de vervoerder overgelegde screenshots van communicatie vanuit de luchthaven en een dagrapport van de vervoerder. De passagiers hebben het voorgaande betwist en stellen dat de door de vervoerder geschetste situatie geen buitengewone omstandigheid oplevert, aangezien de hiervoor besproken restricties algemeen van aard zijn. Er is geen sprake van een specifieke beperking voor het specifieke toestel, aldus de passagiers, en kan derhalve niet als buitengewone omstandigheid gekwalificeerd worden. Deze stelling van de passagiers wordt niet gevolgd. De vervoerder heeft aangetoond dat het toestel in eerste instantie geen toestemming van de luchtverkeersleiding kreeg om te landen. Dat is een beperking van de luchtverkeersleiding, opgelegd aan het specifieke toestel. De restricties op de luchthaven ten gevolge van de slechte weersomstandigheden hadden evident gevolgen voor de vlucht in kwestie; omdat vluchten omwille de vliegveiligheid tijdelijk niet mochten landen of vertrekken op de luchthaven te Dubai, bleef toestemming om te landen uit. De vlucht kreeg vanuit de luchtverkeersleiding de opdracht om in een wachtcircuit te vliegen, hetgeen eveneens een beslissing is vanuit de luchtverkeersleiding opgelegd aan een specifiek toestel. De vervoerder kan hier rekening mee houden noch er invloed op uitoefenen. Het toestel kan immers niet alsnog, zonder toestemming, op de luchthaven landen. Het voorgaande kwalificeert derhalve als een buitengewone omstandigheid. De vertraging van de vlucht is een direct gevolg van de buitengewone omstandigheid; de vlucht heeft moeten uitwijken naar een andere luchthaven en daar moeten wachten tot de weersomstandigheden een landing te Dubai toestonden. Met 3 uur en 16 minuten vertraging is de vlucht daar uiteindelijk geland. Door deze vertraging hebben de passagiers hun aansluitende vlucht gemist. De vertraging van de passagiers op de eindbestemming is daarmee het gevolg van de buitengewone omstandigheid.
5.4.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Te Dubai geldt een minimum overstaptijd van 60 minuten. Bovenop deze minimum overstaptijd was een buffer van 2 uur en 20 minuten ingepland. Dat is ruim voldoende om vertragingen op te vangen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op de eerst beschikbare alternatieve vlucht naar de eindbestemming. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.5.
De conclusie is dat de vordering van de passagiers tot betaling van de compensatievergoeding zal worden afgewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het verzochte af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
6.3.
verklaart deze beschikking, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter