ECLI:NL:RBNHO:2021:2804

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
8076705 \ CV EXPL 19-14606
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengerechtelijke kosten in luchtvaartzaak

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met Ryanair DAC voor een vlucht van Dublin naar Amsterdam op 3 maart 2019, compensatie geëist na de annulering van de vlucht. De passagiers hebben verzocht om betaling van € 2.250,00 aan compensatie, kosten voor een alternatieve vlucht, kosten voor maaltijden en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder, Ryanair, heeft de annulering gerechtvaardigd door te stellen dat deze het gevolg was van slechte weersomstandigheden en de noodzaak om de toestellen ijsvrij te maken. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van buitengewone omstandigheden die de annulering rechtvaardigden. De vordering tot betaling van de compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004 is toegewezen, evenals de kosten voor maaltijden. De vordering voor de alternatieve vlucht is afgewezen, omdat deze kosten niet onder de reikwijdte van de Verordening vallen. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen tot het wettelijke tarief. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door kantonrechter S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8076705 \ CV FORM 19-14606
Uitspraakdatum: 27 januari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

6. [passagier sub 6]

allen wonende te [woonplaats]
7. [passagier sub 7]wonende te [woonplaats]
8. [passagier sub 8]wonende te [woonplaats]
9. [passagier sub 9]wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: A. Nissan (ARAG Legal Services B.V. (Flight Claim))
tegen
Ryanair DAC
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 27 september 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 15 januari 2020;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 14 februari 2020;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 24 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Dublin (Ierland) naar Amsterdam op 3 maart 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 2.719,00, bestaande uit de kosten voor het boeken van een alternatieve vlucht bij een andere luchtvaartmaatschappij (€ 2.700,00) en de kosten voor maaltijden en verfrissingen
(€ 19,00);
- € 745,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 juni 2019;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de onderhavige vlucht is geannuleerd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien zij kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de annulering van de vlucht leidden.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat zij genoodzaakt was de vlucht te annuleren vanwege slechte weersomstandigheden en de daaruit voortvloeiende verplichting de toestellen ijsvrij te laten maken (‘de-icing’). Ook dienden de landingsbanen sneeuwvrij te worden gemaakt. Ter onderbouwing hiervan overlegt zij een weerbericht en een verklaring van de Operations afdeling van de vervoerder zelf. Deze weersomstandigheden en het ijsvrij moeten maken leveren een buitengewone omstandigheid op, aldus de vervoerder. Dit verweer wordt niet gevolgd. Het overgelegde weerbericht geeft geen blijk van extreme weersomstandigheden en geeft op zichzelf geen aanleiding om een buitengewone omstandigheid aan te nemen. Hoewel het weerbericht wijst op sneeuwval en mogelijke ijsvorming, is zowel het wachten op de de-icingmachines als de de-icing zelf een omstandigheid die inherent is aan de normale uitoefening van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij en kan als zodanig niet als buitengewoon worden beschouwd. De vervoerder onderbouwt evenmin waarom de vlucht diende te worden geannuleerd in plaats van dat zij de vlucht met vertraging alsnog zou uitvoeren. De vervoerder voert in dit kader enkel aan dat zij moest annuleren toen bleek dat de werkzaamheden te lang op zich zouden laten wachten. Wat in deze context ‘te lang’ is of waarom dat een annulering noodzaakt, laat staan een annulering voor specifiek de onderhavige vlucht, blijft onduidelijk. Gelet op het voorgaande heeft de vervoerder niet aangetoond dat er sprake is geweest van buitengewone omstandigheden als gevolg waarvan de vlucht is geannuleerd en wordt het beroep door de vervoerder op buitengewone omstandigheden verworpen. De vordering tot betaling van de compensatie op grond van de Verordening zal derhalve worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de compensatie is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.4.
De passagiers hebben, naast een beroep op compensatie op grond van de Verordening, aanvullende kosten gevorderd.
4.5.
De vordering ten aanzien van de kosten voor eten en drinken, ter hoogte van € 19,00 zal worden toegewezen, nu dit kosten zijn die volgens artikel 9 van de Verordening voor rekening van Ryanair dienen te komen.
4.6.
De vordering ten aanzien van de gemaakte kosten voor de door de passagiers geboekte alternatieve vlucht zal worden afgewezen, omdat deze kosten op grond van de Verordening niet voor vergoeding in aanmerking komen. Uitgangspunt van artikel 8 van de Verordening is dat de passagier in geval van een geannuleerde vlucht bijstand wordt geboden, waarbij de passagier de keuze krijgt tussen – kort – terugbetaling van het ticket van de geannuleerde vlucht of op kosten van de luchtvaartmaatschappij een andere vlucht krijgt aangeboden. De passagiers hebben, door de vervoerder niet betwist, gesteld dat de balie van de vervoerder op de luchthaven reeds gesloten was voordat zij aan een alternatieve vlucht geholpen konden worden. De vervoerder heeft echter onderbouwd aangevoerd dat zij aan de passagiers een mail heeft gestuurd waarin de passagiers de keuze kregen tussen terugbetaling van de ticketprijs of gratis omboeking naar een alternatieve vlucht. Daarmee heeft de vervoerder, zij het op magere wijze, voldaan aan de verplichtingen voortvloeiend uit artikel 8 van de Verordening. Zoals de vervoerder reeds aanvoert, vallen de kosten voor een door de passagiers zelf geboekt, duurder ticket voor een alternatieve vlucht niet onder de reikwijdte van artikel 8 van de Verordening.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 408,38 (inclusief btw). De wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat de passagiers die kosten al hebben betaald.
4.8.
Nu partijen over en weer in het gelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.9.
Op verzoek van de passagiers zal een Engelstalig certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 2.658,38, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.250,00 vanaf 3 maart 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open