ECLI:NL:RBNHO:2021:2798

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8297002 \ CV FORM 20-1096
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met British Airways PLC, compensatie geëist voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Los Angeles via Londen op 3 april 2019. De passagiers hebben de aansluitende vlucht gemist door een vertraging van de eerste vlucht. De vervoerder, British Airways, betwistte de compensatie door te stellen dat de vertraging minder dan drie uur was, maar de kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechter stelde vast dat de vertraging korter was dan vier uur, waardoor de passagiers recht hadden op 50% van de compensatie volgens artikel 7 van de Verordening (EG) nr. 261/2004.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op een bedrag van € 708,90, inclusief wettelijke rente, en dat de vervoerder ook de proceskosten moest vergoeden. De rechter wees het verzoek om buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De beslissing werd genomen op 27 januari 2021 en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8297002 \ CV FORM 20-1096
Uitspraakdatum: 27 januari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: ARAG Legal Services B.V. (Flight Claim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC.
gevestigd te Verenigd Koninkrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 28 januari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 21 april 2020;

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam, via Londen (Verenigd Koninkrijk) naar Los Angeles (Verenigde Staten) op 3 april 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Londen is met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht naar Los Angeles gemist en zijn omgeboekt naar een vervangende vlucht.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 november 2019;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder voert aan dat de passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht die, volgens haar planning, 3 uur en 5 minuten later dan de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming zou arriveren. Die vlucht is, aldus de vervoerder, 17 minuten eerder dan gepland aangekomen te Los Angeles, zodat het recht op compensatie komt te vervallen. De vlucht is dan met minder dan drie uur vertraging op de eindbestemming gearriveerd. Ter onderbouwing hiervan legt de vervoerder een uitdraai over van website ‘Flightera.net’. Deze uitdraai is onvoldoende om te onderbouwen dat de vervangende vlucht daadwerkelijk 17 minuten eerder op de eindbestemming is gearriveerd. Bij een vertraging wordt het recht op compensatie op grond van de Verordening vastgesteld aan de hand van het tijdstip dat de deuren van het vliegtuig geopend worden. Die informatie ontbreekt op de betreffende uitdraai. Het is niet uit te sluiten dat het 17 minuten of langer heeft geduurd vanaf het moment dat het toestel landde tot aan het openen van de deuren. Dit verweer faalt derhalve.
4.3.
Daarnaast voert de vervoerder aan dat de compensatie kan worden gehalveerd, aangezien zij de passagiers een vervangende vlucht heeft aangeboden die met meer dan drie uur, maar met minder dan vier uur op de eindbestemming is gearriveerd. Dit verweer wordt gevolgd. Volgens art. 7 lid 2 sub c van de Verordening kan de vervoerder de compensatie in het onderhavige geval met 50% verlagen.
4.4.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen, met dien verstande dat de compensatie per passagier zal worden gehalveerd.
4.5.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht. De vervoerder heeft dit verzoek (gemotiveerd) betwist. Omdat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat hiervoor door de passagiers kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II, omdat de tarieven neergelegd in voornoemd Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het verzochte bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het verzochte bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 108,90 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt.
4.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 van dat bedrag vanaf 3 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 120,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open