ECLI:NL:RBNHO:2021:2796

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
8221518 \ CV FORM 19-19180
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagiers na instapweigering door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben de passagiers, die als wettelijk vertegenwoordigers optreden voor hun minderjarige kinderen, een verzoek ingediend tegen de buitenlandse luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagiers stellen dat zij te maken hebben gehad met een instapweigering en vragen compensatie op grond van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De feiten van de zaak zijn als volgt: de passagiers hadden een vervoersovereenkomst voor een vlucht van Amsterdam via München naar Alicante op 19 april 2019, maar arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming. De vervoerder heeft de claim van de passagiers betwist en aangetoond dat zij te laat waren met inchecken.

De kantonrechter heeft het procesverloop in detail bekeken, inclusief de ingediende vorderingsformulieren en de correspondentie tussen partijen. De passagiers hebben verzocht om een vergoeding van € 2.188,67, inclusief compensatie op basis van de Verordening en bijkomende kosten. De vervoerder heeft echter betwist dat de passagiers recht hebben op compensatie, en heeft bewijs geleverd dat de vlucht niet overboekt was en dat de passagiers te laat waren met inchecken.

Na beoordeling van de feiten heeft de kantonrechter vastgesteld dat de passagiers niet voldaan hebben aan de vereisten van de Verordening, omdat zij zelf verantwoordelijk zijn voor tijdig inchecken. De vordering van de passagiers is afgewezen, evenals hun verzoek om vergoeding van aanvullende kosten. De proceskosten zijn toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagiers ongelijk hebben gekregen. De beschikking is gegeven door kantonrechter M.M. Kruithof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8221518 \ CV FORM 19-19180
Uitspraakdatum: 27 januari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]beiden pro se en in de hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordigers van

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: A. Rondberg (ARAG Legal Services B.V. (Flight Claim))
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland) en mede kantoorhoudende te Frankfurt, gemeente Haarlemmermeer
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 december 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 14 januari 2020;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 19 februari 2020;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 24 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam, via München (Duitsland), naar Alicante (Spanje) op 19 april 2019.
2.2.
De passagiers zijn met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming gearriveerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers zijn door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens hun minderjarige kinderen te voeren.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 2.188,67, waarvan € 1.600,00 aan compensatie op grond van de Verordening en € 588,67 aan aanvullende kosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 328,30 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 juli 2019;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De passagiers hebben bij verzoekschrift gesteld dat zij met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming zijn gearriveerd, omdat de vlucht van Amsterdam naar München zou zijn geannuleerd. De vervoerder heeft bij verweerschrift aangetoond dat de betreffende vlucht wél is uitgevoerd. Bij repliek zijn de passagiers hierop teruggekomen; het missen van de vlucht zou zijn beleefd als een annulering, maar zou eigenlijk een instapweigering hebben behelst. De vlucht zou overboekt zijn geweest, waardoor passagiers de toegang tot de vlucht is ontzegd. De daaruit voortvloeiende vertraging heeft ertoe geleid dat zij hotelkosten en maaltijdkosten hebben moeten maken, stellen de passagiers. Ook hebben zij extra kosten moeten maken betreffende een reservering op een huurauto. De vervoerder heeft de stellingen van de passagiers betwist. Zij voert aan dat de passagiers simpelweg te laat waren voor de vlucht, ten gevolge van een lange rij bij de check-in balie. Uit coulance zijn de passagiers kosteloos omgeboekt naar een vlucht via Zürich, aldus de vervoerder.
4.3.
De vervoerder heeft met het overleggen van een vluchtrapport onderbouwd dat de vlucht van Amsterdam naar München niet overboekt was. Dat zij in een eerdere mailwisseling iets anders heeft gecommuniceerd is daarmee duidelijk weerlegd. Ook heeft de vervoerder met het overleggen van (reserverings)gegevens van de passagiers onderbouwd dat zij volgens haar interne systemen te laat waren met inchecken. De passagiers hebben bij repliek niet betwist of anderzijds toegelicht dat het late inchecken buiten haar eigen verantwoordelijkheid lag. Het verweer van de vervoerder wordt derhalve gevolgd. Het komt voor eigen risico en verantwoordelijkheid van de passagiers dat zij op tijd op de luchthaven zijn en bijtijds zijn ingecheckt voor de vlucht. De passagiers hebben niet voldaan aan de vereisten van art. 3 lid 2 van de Verordening. De Verordening is derhalve niet van toepassing op de vordering van de passagiers.
4.4.
Als zodanig zal de vordering van de passagiers voor compensatie op grond van de Verordening worden afgewezen. Daarmee wordt tevens de vordering aangaande de aanvullende kosten afgewezen, nu er geen recht op verzorging als bedoeld in art. 9 van de Verordening bestaat.
4.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 420,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open