ECLI:NL:RBNHO:2021:2793

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
2 april 2021
Zaaknummer
82550569 \ CV FORM 20-32
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door ziekte van piloot

In deze zaak hebben de passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden gesloten met de luchtvaartmaatschappij Transportes Aereos Portugueses S.A., compensatie geëist voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Lissabon op 13 juli 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door Claimingo B.V., hebben een verzoek ingediend tot betaling van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk de plotselinge ziekte van de piloot.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de vordering van de passagiers beoordeeld. De rechter oordeelde dat de ziekte van de piloot inderdaad een buitengewone omstandigheid kan zijn, die niet onder de invloed van de vervoerder valt. De vervoerder had een vervangende piloot laten overvliegen om de vlucht uit te voeren, wat de rechter als een redelijke maatregel beschouwde om de vertraging te beperken.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot compensatie afgewezen, omdat de vervoerder had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De passagiers werden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kregen in hun verzoek. De beschikking is gegeven door kantonrechter mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8250569 \ CV FORM 20-32
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

beiden wonende te [woonplaats]
3. Claimingo B.V.in de hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor
[minderjarige]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.R. Kluft (Claimingo B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Transportes Aereos Portugueses S.A.
gevestigd te Lissabon (Portugal)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. P.C.X. de Leede & mr. E.A. Pluijm

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 2 januari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 30 april 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Lissabon (Portugal) op 13 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft primair aangevoerd dat passagier sub 3 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de juiste grondslag voor procesvertegenwoordiging ontbreekt. Dit verweer wordt gevolgd. De betreffende passagier zou in dezen op basis van lastgeving worden vertegenwoordigd. De overgelegde producties spreken echter enkel over een volmachtverlening. Uit de producties blijkt niet dat een lastgevingsovereenkomst is gesloten. Als de bedoeling was om niet op lastgeving maar op grond van volmacht op te treden namens het minderjarige kind, ontbreekt de vereiste rechterlijke machtiging. Daarom dient passagier sub 3 niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
4.3.
Betreffende de vordering van passagier sub 1 en sub 2 beroept de vervoerder zich op een buitengewone omstandigheid. Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder is derhalve gehouden de passagiers te compenseren, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden.
4.4.
Voor de beantwoording van de vraag wat moet worden verstaan onder buitengewone omstandigheden verwijst de kantonrechter allereerst naar overweging 14 van de considerans bij de Verordening, waarin staat dat buitengewone omstandigheden zich met name kunnen voordoen in gevallen van politieke instabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Hiernaast verwijst de kantonrechter naar jurisprudentie van het HvJ EU waarin is uitgemaakt dat het bij buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen, gaat om omstandigheden die verband houden met een gebeurtenis die, evenals die welke in overweging 14 van de Verordening zijn opgesomd, niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van de betrokken luchtvaartmaatschappij, en deze hierop geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard of oorsprong van die gebeurtenis (zie o.a. HvJ EU 17 september 2015 C-257/14 Van der Lans-KLM).
4.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht met vertraging is uitgevoerd vanwege een buitengewone omstandigheid, te weten de plotselinge ziekte van de piloot van de vlucht. Medaire - medisch expert in de luchtvaartsector - heeft geoordeeld dat de piloot ongeschikt was om te vliegen. Vanwege veiligheidsredenen moet de vlucht met twee piloten vertrekken. In Amsterdam heeft de vervoerder geen reservepiloten tot haar beschikking. Ter voorkoming van de annulering van de vlucht heeft de vervoerder een piloot uit Lissabon laten overvliegen. De ziekmelding door een piloot is een omstandigheid die geheel buiten de invloedsfeer van de vervoerder ligt, aldus de vervoerder. De vervoerder kan niet anticiperen op de ziekmelding van een piloot, noch kon zij hierop enige invloed uitoefenen. De gevolgen van de vertraging dienen dan ook niet voor rekening van de vervoerder te komen, aldus nog steeds de vervoerder.
4.6.
Niet in geschil is dat de piloot van de betreffende vlucht ziek was en hierdoor niet kon vliegen. De vervoerder heeft toegelicht dat vluchten zoals de onderhavige wegens veiligheidsredenen met twee piloten moeten vertrekken en dat op Schiphol - anders dan in ‘hubs’ (de basis) van de vervoerder - geen reservepiloten beschikbaar waren. De kantonrechter oordeelt dat gelet hierop het ziek worden van een piloot een buitengewone omstandigheid (onverwacht vliegveiligheidsprobleem) kan opleveren. Dit is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen. Daarbij wordt in overweging genomen dat het aanwezig hebben van reservepiloten op elk buitenstation van een luchtvaartmaatschappij onaanvaardbare financiële offers van die luchtvaartmaatschappij zou vergen.
4.7.
De vraag die de kantonrechter vervolgens dient te beantwoorden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging van de passagiers te beperken dan wel te voorkomen. De vervoerder heeft daartoe gemotiveerd aangevoerd dat zij na ziekmelding van de piloot de vervangende piloot op de eerstvolgende vlucht van Lissabon naar Amsterdam-Schiphol Airport heeft ingevlogen ter voorkoming van annulering van de vlucht. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de vraag bevestigend dient te worden beantwoord. De vordering tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart passagier sub 3 niet-ontvankelijk in haar verzoek;
5.2.
wijst de vordering van passagier sub 1 en sub 2 af;
5.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 187,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt; vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open