ECLI:NL:RBNHO:2021:2745

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
8251930 \ CV EXPL 20-120
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en redelijke maatregelen

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens vertraging van hun vlucht van Las Palmas naar Amsterdam op 27 oktober 2018. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. De vervoerder heeft de vertraging betwist en aangevoerd dat deze het gevolg was van een staking van het grondafhandelingspersoneel op de luchthaven Brussel, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder niet voldoende heeft aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter oordeelt dat de passagiers recht hebben op compensatie van € 5.200,00, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de vervoerder ook de proceskosten moet vergoeden. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat de passagiers onvoldoende bewijs hebben geleverd van de gemaakte kosten. Het vonnis is uitgesproken op 31 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8251930 \ CV EXPL 20-120
Uitspraakdatum: 31 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1], wonende te Groningen

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
4.
[passagier sub 4]
5.
[passagier sub 5]
6.
[passagier sub 6]
7.
[passagier sub 7]
8.
[passagier sub 8]
9.
[passagier sub 9]
10.
[passagier sub 10]
11.
[passagier sub 11]
allen wonende te [woonplaats]
12.
[passagier sub 12],wonende te [woonplaats]
12.
[passagier sub 13],wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Van Schendel & Partners
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Oude Meer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 29 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Las Palmas, Gran Canaria (Spanje) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 27 oktober 2018 om 20:25 uur lokale tijd, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 december 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding;
- € 768,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op haar verweer wordt bij de beoordeling ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming. Op grond van de Verordening is de vervoerder in beginsel gehouden de passagiers hiervoor te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen had kunnen worden. Op grond van punt 14 van de Considerans van de Verordening kunnen dergelijke omstandigheden zich onder meer voordoen in geval van stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.3.
Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen de buitengewone omstandigheden kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
4.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatievlucht Brussel-Las Palmas-Amsterdam. Het toestel was tijdig op de luchthaven Brussel beschikbaar voor de onderhavige rotatievlucht, maar kon niet tijdig worden afgehandeld omdat het grondafhandelingspersoneel op de luchthaven staakte vanaf 26 september 2018 (de kantonrechter begrijpt: 26 oktober 2018), 10:00 uur lokale tijd. De staking heeft tot 29 september 2018 (de kantonrechter begrijpt: 29 oktober 2018) geduurd. Wanneer het grondafhandelingspersoneel staakt kunnen passagiers niet in- en uitstappen omdat er geen trappen en aviobruggen aan de vliegtuigen geplaatst kunnen worden. Ook kan bagage niet worden gelost en kan er geen brandstof geladen worden. Dit betekent dat vluchten niet kunnen worden uitgevoerd. De vervoerder heeft daarom zoveel mogelijk vluchten omgeleid. Ten aanzien van de voorafgaande vlucht zijn zoveel mogelijk werkzaamheden direct daarvoor in Amsterdam uitgevoerd. Daarnaast heeft de vervoerder al haar eigen (kantoor) personeel verzocht om naar de luchthaven te komen om te helpen met het afhandelen van vluchten. De vervoerder heeft daarvoor een speciale vergunning “selfhandling license” aangevraagd en gekregen. Het (kantoor) personeel heeft samen met de bemanning alles op alles gezet om vliegtuigen gereed te maken voor vertrek. Ondanks de inzet van het personeel traden er vertragingen op, waarna de voorafgaande vlucht met een vertraging van 3 uur en 17 minuten is vertrokken en met een vertraging van 2 uur en 38 minuten in Las Palmas is gearriveerd. Als gevolg van deze vertraging moest de bemanning te Las Palmas de wettelijke rust in acht nemen. Direct nadat het was toegestaan is de vlucht aangevangen en voltooid, aldus de vervoerder.
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat vanaf 26 oktober 2018, 17:15 uur UTC tot en met 28 oktober 2018, 04:00 uur UTC sprake was van een staking door het grondafhandelingspersoneel van de bagage afhandelaar Aviapartner te Brussel. De staking van het grondpersoneel op de luchthaven is geen gebeurtenis die inherent is aan de normale bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij, zodat de staking een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De vervoerder heeft tegenover de stelling van de passagiers dat zij niet op Brussel hoefden te landen voldoende aannemelijk gemaakt dat zij de passagiers geboekt op de vlucht Brussel – Las Palmas niet kon achterlaten en dan ook niet de luchthaven Brussel kon vermijden. Daarbij heeft zij toegelicht dat het vervoeren van de passagiers naar een andere luchthaven niet tot een ander (sneller) resultaat zou leiden, gelet op de reistijd en de tijd die de incheckprocedure op de andere luchthaven in beslag zou nemen. De passagiers betwisten verder dat de staking op de luchthaven Brussel daadwerkelijk tot gevolg heeft gehad dat de voorafgaande vlucht met vertraging is uitgevoerd. Grondafhandeling te Brussel werd immers gewaarborgd doordat kantoormedewerkers van de vervoerder deze hebben overgenomen, aldus de passagiers. Anders dan de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de staking van het grondpersoneel de uitvoering van de voorafgaande vlucht heeft beïnvloed en dat dit een buitengewone omstandigheid oplevert. De vervoerder heeft in het kader van de redelijke maatregelen onweersproken aangevoerd dat zij zoveel mogelijk werkzaamheden voor de uitvoering van de voorafgaande vlucht in Amsterdam heeft uitgevoerd. Eveneens is onweersproken dat het kantoorpersoneel is ingezet om de vertraging te beperken dan wel annulering van de vlucht te voorkomen. De vervoerder heeft dan ook voldoende aangetoond dat sprake is van buitengewone omstandigheden tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht.
4.6.
De vervoerder heeft verder aangevoerd dat de vertraging van de onderhavige vlucht is opgelopen doordat de voorafgaande vlucht dusdanig is vertraagd dat de bemanning de verplichte rusttijd in acht diende te nemen alvorens zij de vlucht kon uitvoeren. De passagiers betwisten niet dat de bemanning de maximale arbeidstijd heeft overschreden maar stellen dat het vertraagd uitvoeren van de vlucht vanwege de overschrijding van de maximale uren aan arbeidstijd van de bemanning een operationele keuze betreft. Ook stellen de passagiers dat de staking een dag eerder is aangekondigd, zodat de vervoerder voldoende tijd had om haar planning aan te passen door het inzetten van een reservetoestel of reservebemanning. De kantonrechter overweegt dat de vervoerder hierop voldoende heeft toegelicht dat geen sprake is van een operationele keuze maar dat zij op grond van geldende wetgeving de maximale arbeidstijd in acht dient te nemen. De vervoerder heeft echter niet aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De vervoerder heeft de vertraging van de voorafgaande vlucht weten te beperken dan wel annulering weten te voorkomen door kantoorpersoneel in te zetten. Gesteld noch gebleken is waarom zij niet heeft kunnen anticiperen op een mogelijke overschrijding van de arbeidstijd dan wel waarom dit tot onaanvaardbare (economische) offers zou leiden. De vervoerder voert nog aan dat het uit de tijd lopen van de bemanning een bijkomende uit de bijzondere omstandigheden voortvloeiende complicatie, zoals bedoeld in het Eglitis-arrest, betreft. De bemanning is immers uit de uren gelopen als gevolg van de staking van de grondafhandeling op de luchthaven Brussel, aldus de vervoerder. Dit neemt echter niet weg dat de vervoerder dient aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging op de eindbestemming te voorkomen dan wel te beperken. Dit heeft zij ten aanzien van de onderhavige vlucht nagelaten. Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom wordt eveneens toegewezen.
4.7.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 5.200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 12 december 2018 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,81;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 622,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter