ECLI:NL:RBNHO:2021:2742

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
8109286 \ CV FORM 19-15707
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten in luchtvaartzaak na annulering van vlucht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa AG. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Johannesburg, die op 27 en 28 mei 2018 geannuleerd werd. De passagier arriveerde met een vertraging van 20 uur op de eindbestemming en verzocht compensatie van de vervoerder, die dit weigerde. De passagier vorderde in deze procedure betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, onder verwijzing naar de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier erkent dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar stelt dat de vervoerder in het minnelijk traject niet heeft voldaan aan haar bewijsplicht. De vervoerder heeft echter betwist dat de passagier recht heeft op de gevorderde kosten, en heeft aangevoerd dat zij voldoende informatie heeft verstrekt over de reden van de annulering. De kantonrechter oordeelt dat de passagier, gezien het verweer van de vervoerder en de overgelegde bewijsstukken, niet in redelijkheid de gevorderde kosten kan vorderen. De vordering wordt afgewezen en de proceskosten worden aan de passagier opgelegd, omdat hij ongelijk heeft gekregen.

De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek van de passagier wordt afgewezen en dat hij de proceskosten aan de zijde van de vervoerder moet vergoeden, die zijn begroot op € 248,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8109286 \ CV FORM 19-15707
Uitspraakdatum: 31 maart 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: Probe-ASP BV h.o.d.n. Aviclaim
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa AG,
gevestigd te Keulen (Duitsland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 15 oktober 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 14 januari 2020;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de passagier, ingekomen ter griffie op 2 maart 2020;
  • schriftelijke reactie aan de zijde van de vervoerder, ingekomen ter griffie op 1 mei 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt naar Johannesburg op 27 en 28 mei 2018.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Frankfurt (hierna: de vlucht) is geannuleerd. De passagier is omgeboekt en met een vertraging van 20 uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt - na vermindering van eis - de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagier stelt dat de vervoerder na meerdere verzoeken daartoe pas bij verweerschrift bewijsstukken heeft overgelegd van de door haar gestelde buitengewone omstandigheden. De vervoerder is op rond van artikel 5 lid 3 van de Verordening verplicht om te bewijzen dat er sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. De vervoerder heeft dit in het buitengerechtelijk traject nagelaten waardoor de passagier geen andere mogelijkheid had dan de vervoerder in rechte te betrekken. Het is een processuele keuze geweest van de vervoerder om pas bij verweerschrift te voldoen aan haar bewijsplicht. Derhalve is de vervoerder gehouden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten te voldoen.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De passagier erkent dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van een buitengewone omstandigheid, waardoor hij zijn eis met betrekking tot de hoofdsom en wettelijke rente daarover heeft ingetrokken. De passagier vordert nog wel buitengerechtelijke kosten en proceskosten, omdat de vervoerder de passagier nodeloos heeft gedwongen tot een procedure doordat de passagier voorafgaand aan de procedure geen informatie over deze buitengewone omstandigheid van de luchtvaartmaatschappij heeft ontvangen. Volgens de passagier ligt het op de weg van de vervoerder om de passagier te informeren over de oorzaak van de annulering. De vervoerder heeft dan ook niet, ondanks de vele verzoeken van de passagier daartoe, aan haar bewijsplicht voldaan, aldus de passagier.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat zij in de correspondentiefase steeds heeft verwezen naar de slechte weeromstandigheden waardoor de vlucht is geannuleerd. Weersomstandigheden zijn openbaar en voor iedereen na te gaan. De passagier, althans diens gemachtigde had eenvoudig een openbare bron kunnen raadplegen, aldus de vervoerder. Voorts worden de afdelingen klantenservice van luchtvaartmaatschappijen overspoeld met compensatievorderingen. De vorderingen zijn deels terecht, deels onterecht. Het is dan ook ondoenlijk voor luchtvaartmaatschappijen om onderliggende documenten te vertrekken. In onderhavige geval was het ook niet nodig om het vluchtrapport inzake de geannuleerde vlucht en een weerrapport te verstrekken. De annulering stond vast en weerrapporten zijn openbare bronnen, aldus nog steeds de vervoerder.
4.4.
De passagier vordert € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Dit bedrag is berekend naar aanleiding van de bij A-formulier gevorderde hoofdsom van € 600,00. Volgens vaste rechtspraak is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), vereist dat:
(a) een conditio sine qua non-verband bestaat tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis en de kosten;
(b) de kosten in zodanig verband staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend;
(c) het redelijk was om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen; en
(d) de daartoe gemaakte kosten redelijk zijn.
Voor vergoeding van de hier bedoelde kosten is echter niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden (vgl. HR 12 april 2019 ECLI:NL:HR:2019:590). Volgens de Hoge Raad zijn er immers gevallen denkbaar waarin de benadeelde deze kosten als gevolg van de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis maakt in de redelijke veronderstelling dat hem in verband daarmee een bepaalde vordering toekomt. De vraag in hoeverre de kosten die de benadeelde aldus heeft gemaakt op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW voor vergoeding in aanmerking komen, dient aan de hand van de hiervoor vermelde maatstaf te worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, zoals de vraag of er verweer is gevoerd of is te verwachten en de door partijen ingenomen standpunten.
4.5.
In het onderhavige geval heeft de passagier een e-mail van 5 juli 2018 en een e-mail van 21 augustus 2018 afkomstig van de vervoerder overgelegd. De vervoerder heeft daarin een beroep gedaan op buitengewone omstandigheden en heeft toegelicht dat zij genoodzaakt was de vlucht van de passagier te annuleren wegens slechte weersomstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat de passagier gelet op het gevoerde verweer de in het geding zijnde kosten in redelijkheid niet van de vervoerder kan vorderen. De vervoerder heeft immers verweer gevoerd en uitleg gegeven over de reden van de annulering. De passagier kon verwachten dat de vervoerder in een gerechtelijke procedure eenzelfde verweer zou aanvoeren en onderbouwen met stukken. De vervoerder heeft in de procedure METAR gegevens, het dagrapport van 27 mei 2018, het vluchtrapport van de vlucht en de ‘slot history” overgelegd. METAR gegevens zijn openbaar. Uit het dagrapport en vluchtrapport volgt dat de vlucht is geannuleerd vanwege weersomstandigheden, zoals ook door de vervoerder in het minnelijk traject is gecommuniceerd. Gesteld noch gebleken is dat de vordering tot betaling van de hoofdsom is ingetrokken, nadat de passagier de ‘slot history’ van de vlucht heeft kunnen inzien. Voorts is ook niet gebleken dat de passagier hier concreet om heeft verzocht. Er was dan ook geen grond voor de passagier om de procedure te starten.
4.6.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering afgewezen. De proceskosten komen voor rekening komen van de passagier, omdat hij ongelijk krijg.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 248,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open