ECLI:NL:RBNHO:2021:2741

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
8337713 CV EXPL 20-1875
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis in luchtvaartzaak met betrekking tot compensatie bij vluchtannulering en vertraging

In deze zaak heeft Claimingo B.V. een vordering ingesteld tegen Kenya Airways Limited, de vervoerder, na een annulering van een vlucht en een daaropvolgende vertraging. De passagier had een vervoersovereenkomst met de vervoerder voor een vlucht van Amsterdam naar Harare via Nairobi. De vlucht van Nairobi naar Harare werd geannuleerd, en de passagier miste de aansluitende vervangende vlucht door een vertraging van de eerdere vlucht. Claimingo vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder compensatie verschuldigd was voor de vertraging op de eindbestemming, maar dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet kon worden toegewezen. Het verstekvonnis van 11 december 2019 werd gedeeltelijk vernietigd, en de vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 600,00 aan Claimingo, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8337713 CV EXPL 20-1875
Uitspraakdatum: 24 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Kenia
Kenya Airways Limited
gevestigd te Nairobi (Kenia)
opposante
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. G.J. Wilts
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Claimingo B.V.
gevestigd te Bussum
geopposeerde
hierna te noemen Claimingo
gemachtigde R. van Schendel

1.Het procesverloop

1.1.
Claimingo heeft bij inleidende dagvaarding van 1 november 2019 een vordering ingesteld tegen de vervoerder. De vervoerder is niet verschenen, waarna de vervoerder bij verstekvonnis van 11 december 2019 is veroordeeld.
1.2.
Bij dagvaarding van 11 februari 2020 is de vervoerder in verzet gekomen van dat verstekvonnis. Claimingo heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder nog schriftelijk heeft geantwoord.

2.De feiten

2.1.
[passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatgenoemde de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Nairobi naar Harare (Zimbabwe) op 23 en 24 december 2017. De passagier zou met deze vlucht om 15:40 uur lokale tijd op zijn eindbestemming aankomen.
2.2.
Vlucht KQ704 (van Nairobi naar Harare) is op 23 december 2017 geannuleerd, waarna dit deel van de vlucht is omgeboekt. Vlucht KQ117 (van Amsterdam naar Nairobi) is vervolgens vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vervangende vlucht (KQ706) naar Harare heeft gemist. De passagier is vervolgens (nogmaals) omgeboekt naar vlucht KQ718 waarmee de passagier op 24 december 2017 om 23:40 uur lokale tijd is aangekomen.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vorderingsrecht door middel van cessie overgedragen aan Claimingo.
2.4.
Claimingo heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Claimingo heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2018, althans 17 mei 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Claimingo heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Claimingo stelt dat vlucht KQ704 is geannuleerd en dat de vervangende vlucht KQ706 niet voldoet aan de vereisten van artikel 5 lid 1 onder sub c onder iii van de Verordening. Vlucht KQ 706 is immers meer dan 6 uur eerder dan de oorspronkelijke geboekte vlucht (KQ704) vertrokken. De vervoerder dient dan ook op grond van annulering compensatie te voldoen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00. Door het aanbieden van de vervangende vlucht KQ 706 en de aanvaarding daarvan is een nieuwe vliegreis ontstaan. Op een nieuwe vliegreis geldt een nieuw recht op compensatie indien ook deze vlucht wordt geannuleerd of met vertraging wordt uitgevoerd. Claimingo stelt dat hiervan sprake is omdat vlucht KQ117 met vertraging is uitgevoerd en de passagier de (vervangende) aansluitende vlucht hierdoor heeft gemist. De vervoerder heeft vervolgens opnieuw een vervangende vlucht aangeboden waarmee de passagier 12 uur later dan met vlucht KQ117 en KQ706 zou aangekomen. De vervoerder is derhalve ook op grond van die vertraging compensatie verschuldigd conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
De vervoerder is door de kantonrechter bij verstek veroordeeld tot betaling van het gevorderde.
3.4.
De vervoerder vordert in de verzetdagvaarding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vervoerder te ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij vonnis van 11 december 2019 (onder zaak-/rolnummer 8153214 CV EXPL 19-17307), voor zover de vervoerder in het ongelijk is gesteld, en de vordering van Claimingo alsnog af te wijzen met veroordeling van Claimingo in de proceskosten van de verzetprocedure.
3.5.
Daartoe voert de vervoerder aan – samengevat – dat de passagier op 23 december 2017 vanuit Amsterdam-Schiphol Airport om 20:40 uur met vlucht KQ117 zou vertrekken naar Nairobi, waar het toestel de volgende dag om 06:40 uur zou aankomen. Vervolgens zou de passagier met vlucht KQ704 om 13:40 uur naar Harare vliegen waar de passagier om 15:40 uur zou aankomen. Vlucht KQ704 (van Nairobi naar Harare) is op de dag van vertrek geannuleerd. De passagier heeft vervolgens een vervangende vlucht geaccepteerd, waarmee hij vier uur eerder op de eindbestemming zou aankomen. Vlucht KQ117 (van Amsterdam naar Nairobi) is echter vertraagd uitgevoerd waardoor de passagier de aansluitende vervangende vlucht naar Harare heeft gemist. De passagiers is omgeboekt en met vlucht KQ728 om 23:40 uur in Harare aangekomen. Claimingo heeft ten onrechte tweemaal een bedrag van € 600,00 gevorderd. De vervoerder heeft na annulering van vlucht KQ704 voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 5 lid 1 aanhef en onder c onder iii van de Verordening. De vertrektijd van de vlucht bleef hetzelfde en de passagier zou vier uur eerder op de eindbestemming aankomen. De annulering van de vlucht heeft geen gevolgen gehad voor de reis van de passagier en derhalve is er geen recht op compensatie op grond van annulering ontstaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de passagier recht heeft op dubbele compensatie, vanwege de annulering van (het tweede deel van) de vlucht en vanwege de vertraging op de eindbestemming vanwege de vertraging van (het eerste deel van) de vlucht. Het Hof heeft in (zaak C832/18; ECLI:EU:C:2020:204) bepaald dat een passagier die compensatie heeft gekregen wegens annulering van de vlucht en een vervangende vlucht heeft aanvaard, aanspraak kan maken op compensatie wegens vertraging van de vervangende vlucht, wanneer de vertraging lang genoeg heeft geduurd om recht te geven op compensatie en de luchtvaartmaatschappij die de andere vlucht uitvoert dezelfde is als de luchtvaartmaatschappij van de geannuleerde vlucht.
4.3.
De vervoerder betoogt dat zij na annulering van de vlucht van Nairobi naar Harare heeft voldaan aan haar verplichting op grond van artikel 5 lid 1 onder c, onder iii van de Verordening. Uit dit artikel volgt dat de vervoerder geen compensatie dient te voldoen wanneer een nieuwe vlucht is aangeboden die valt binnen het tijdsbestek van één uur voor de geplande vertrektijd en twee uur na de geplande aankomsttijd ten aanzien van de oorspronkelijk geboekte vlucht. De vervoerder licht toe dat de passagier op hetzelfde tijdstip is vertrokken, aangezien het eerste deel van de vlucht wel doorgang heeft gevonden, en dat de passagier meer dan vier uur eerder op de eindbestemming zou aankomen. Claimingo stelt dat voor de vaststelling of de vervoerder heeft voldaan aan artikel 5 lid 1 onder c, onder iii van de Verordening niet moet worden gekeken naar de vertrektijd van het eerste deel van de vlucht maar naar de vertrektijd van de vervangende vlucht. Aangezien vlucht KQ706 meer dan 6 uur eerder dan de oorspronkelijke geboekte aansluitende vlucht is vertrokken is niet voldaan aan de vereisten en dient de vervoerder compensatie te voldoen, aldus Claimingo.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. Uit de considerans van de Verordening volgt dat de Verordening tot doel heeft het hoofd te bieden aan de ernstige moeilijkheden en het ernstige ongemak die instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten met zich meebrengen voor passagiers. Bij eerder vertrek van een vlucht bevindt het ongemak voor de passagier zich bij de vertrekplaats, nu de passagier zich eerder op het vliegveld heeft moeten melden. In onderhavige situatie is daarvan geen sprake aangezien niet het eerste deel maar het tweede deel van de vlucht is geannuleerd. Er is derhalve geen sprake van ongemak bij de vertrekplaats. Evenmin werd van de passagier verwacht dat hij zich zes uur eerder meldde voor vlucht KQ706. Gelet op de uitleg en het doel van de Verordening gaat de kantonrechter dan ook voorbij aan de stelling van Claimingo dat naar de vertrektijd van de vervangende vlucht moet worden gekeken. Naar aanleiding van de annulering zou in onderhavige geval indien vlucht KQ117 zoals gepland zou zijn uitgevoerd geen sprake zijn geweest van ongemak bij de passagier. Als gevolg van de vertraagde uitvoering van de vlucht KQ117 heeft de passagier de vervangende aansluitende vlucht gemist en is de passagier nogmaals omgeboekt. Met de tweede vervangende vlucht is de passagier meer dan 12 uur later dan gepland op de eindbestemming aangekomen. Het ongemak van de passagier is dan ook ontstaan vanwege de vertraagde uitvoering van vlucht KQ117. Anders dan in het geval van het genoemde arrest van het Hof heeft de passagier slechts eenmaal ongemak ervaren. Dat de passagier de oorspronkelijk vlucht van Nairobi naar Harare wel had kunnen halen als alleen vlucht KQ117 vertraagd was uitgevoerd, doet hier niet aan af. De passagier zou in dat geval ook slechts eenmalig recht hebben op compensatie, vanwege de annulering van vlucht KQ704 en de vertraging op de eindbestemming.
4.5.
Vaststaat dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. De vervoerder is op grond van de Verordening in beginsel gehouden de passagier vanwege de vertraging op de eindbestemming te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5, lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de vertraging het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden. De vervoerder heeft geen beroep gedaan op buitengewone omstandigheden. Dat betekent dat een uitzondering als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich niet voordoet. De gevorderde compensatie vanwege de vertraagde uitvoering van de vlucht is dan toewijsbaar op grond van artikel 7 van de Verordening.
4.6.
Claimingo heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
Gelet op het voorgaande is het verzet gedeeltelijk gegrond. Het verstekvonnis kan daarom niet in stand blijven. De kantonrechter zal het vonnis van 11 december 2019 vernietigen en met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen opnieuw beslissen.
4.8.
Nu beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten in de verzetprocedure compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 11 december 2019;
en, opnieuw rechtdoende
5.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan Claimingo van € 600,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 25 april 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten van de verzetprocedure draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter