ECLI:NL:RBNHO:2021:2723

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
1 april 2021
Zaaknummer
15/800402-15 en 15/743219-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade, bedreiging en handelen in grote hoeveelheden hennep

Op 1 april 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade, bedreiging en het handelen in grote hoeveelheden hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 september 2015 in Den Helder samen met anderen de slachtoffers heeft mishandeld en bedreigd. De mishandeling vond plaats in de growshop van de verdachte, waar hij en zijn medeverdachten de slachtoffers hebben aangevallen met knuppels en scheppen, terwijl ze hen ook met de dood bedreigden. Daarnaast is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij betrokken was bij drie hennepkwekerijen en bijna 13 kilogram hennep in zijn bezit had. De rechtbank heeft de dagvaardingen geldig verklaard en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 107 dagen, met een voorwaardelijk deel en een taakstraf van 240 uur, rekening houdend met de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft ook verschillende voorwerpen, waaronder wapens en munitie, onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar en locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/800402-15 en 15/743219-13 (ttz gev.) (P)
Uitspraakdatum: 1 april 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 en 18 maart 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. De in die beide zaken ten laste gelegde feiten zijn hierna voor de leesbaarheid doorgenummerd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T.M. Fikkers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.H.S. Vogel, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(15/800402-15)
1.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Den Helder tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- op tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of
- met een vuurwapen op/tegen het hoofd te slaan en/of
- vast te pakken en/of te duwen en/of over de grond te slepen en/of
- met een of meer (honkbal)knuppel(s) en/of met een of meer schep(pen), althans harde voorwerpen op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan (ook terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op de grond lag/lagen);
2.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te Den Helder, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend:
- om die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heen gaan staan en/of blijven staan (terwijl die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] op de grond lagen)
en/of
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (daarbij) opzettelijk dreigend:
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] een of meer schep(pen) en/of (honkbal)knuppel(s) getoond en/of voorgehouden en/of blijven tonen en/of blijven voorhouden en/of
- ( vervolgens) een of meer vuurwapen(s) op (het hoofd van) die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] toegevoegd de woorden: "Ik ga je nu schieten, moet ik je schieten?" en/of "Ik schiet je door je kop, ik schiet je door je kop" en/of "je komt mijn vrouw en kind bedreigen, ik pak jouw vrouw en je kind" en/of
- ( daarbij) die [slachtoffer 2] toegevoegd de woorden: "Zie je wel, ik zei nog, speel niet met ons" en/of "ik maak je dood, ik maak je dood" en/of "Moet ik je doodmaken, moet ik je doodmaken".
Voorts is aan verdachte, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
(15/743219-13)
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 februari 2013 tot en met 19 september 2013 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon en/of te Callantsoog, gemeente Schagen en/of te Den Helder en/of te Wons, gemeente Súdwest-Fryslân en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep, te weten hennepstekken en/of hennepplanten en/of bestanddelen van hennep(planten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12.984 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, te weten hennepstekken en/of hennepplanten en/of bestanddelen van hennep(planten), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 19 september 2013 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (merk: Smith & Wesson, type: .38 Special CTG) en/of een Riot-gun (merk: Mossberge) en/of een vuurbuks (merk: Baikal), en/of munitie van categorie III, te weten 6 patronen (behorende bij voornoemde revolver), voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte in hennep heeft gehandeld. De in het dossier genoemde tapgesprekken kunnen ook gaan over de verschillende soorten hennepzaden die verdachte in zijn growshop verkocht. Voorts kan op grond van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte bij de hennepkwekerijen in Wons, Hippolytushoef en Callantsoog betrokken is geweest.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging feit 3
Anders dan de raadsman acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft ter zitting verklaard wel eens hennepstekjes te hebben verkocht, maar hij ontkent dat dit op grote(re) schaal is gebeurd. Ook ontkent hij betrokken te zijn geweest bij de in het dossier onderzochte hennepkwekerijen. Uit de chronologie en inhoud van de tapgesprekken die zich in het dossier bevinden, de verklaringen van eigenaren van drie hennepkwekerijen en de overige in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, een en ander in onderling verband en samenhang bezien, volgt naar het oordeel van de rechtbank echter dat verdachte betrokkenheid had bij kwekerijen en dat hij gedurende een langere periode in hennep(stekken) handelde.
Kwekerij Callantsoog
[medeverdachte 1] heeft over de op 3 september 2013 aan de [adres 1] in Callantsoog aangetroffen (gerooide) hennepkwekerij verklaard dat hij de hennepplantjes (150 stuks) heeft gekocht bij iemand van wie hij de naam niet wil zeggen. De materialen voor de kwekerij had hij bij dezelfde persoon gekocht die hem de hennepplanten had verkocht en deze persoon was ook betrokken bij de inrichting van de hennepkwekerij, aldus [medeverdachte 1] . De opbrengst van de kwekerij was voor hemzelf ( [medeverdachte 1] ) en de persoon die hij niet wil noemen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat [medeverdachte 1] een hennepkwekerij had en dat [medeverdachte 1] bij hem materialen voor de hennepkwekerij had gekocht. Hoewel [medeverdachte 1] heeft ontkend dat verdachte de persoon was wiens naam hij niet wil noemen, komt de rechtbank op grond van de chronologie en de inhoud van de tapgesprekken die plaatsvonden rondom de datum van het aantreffen van de hennepkwekerij door de politie en de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 1] in onderlinge samenhang bezien, tot het oordeel dat verdachte degene is geweest die de hennepplantjes aan [medeverdachte 1] heeft verkocht.
Kwekerij Wons
Verdachte heeft over de bij [medeverdachte 2] op 13 september 2013 in Wons aangetroffen hennepkwekerij verklaard dat hij van deze hennepkwekerij wist, dat hij de materialen voor de hennepkwekerij aan [medeverdachte 2] heeft verkocht en dat hij de hennepstekken één of twee keer water heeft gegeven. Uit sms-berichten van 4 en 5 september 2013 blijkt dat verdachte aan [medeverdachte 2] vraagt ‘hoeveel hij er al heeft’ en dat [medeverdachte 2] hierop antwoordt: ‘ik zat gister op 340’. Ze spreken vervolgens (onder meer) af voor dinsdag (10 september 2013). Op 10 september 2013 belt [medeverdachte 2] met verdachte en zegt dat verdachte hem maar 1470 heeft gegeven in plaats van 1680. Vervolgens wordt er over aantallen gepraat. Op 14 september 2013, een dag nadat de politie de hennepkwekerij heeft aangetroffen, belt verdachte met ene [naam 1] en zegt dat ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) gister bezoek heeft gehad, dat [naam verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) momenteel niets heeft, dat ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) zijn dingus kwijt is en dat er ook van hem (de rechtbank begrijpt: verdachte) in stond. Op grond van de voorgaande gesprekken, mede in aanmerking genomen de hiervoor weergegeven verklaring van verdachte, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte met [medeverdachte 2] heeft gesproken over het aantal stekken dat [medeverdachte 2] kan leveren, dat [medeverdachte 2] op 10 september 2013 stekken aan verdachte heeft geleverd, dat er daarna discussie was over het bedrag dat verdachte aan [medeverdachte 2] had betaald en dat – gelet op het gesprek met [naam 1] – een deel van de hennepstekken die [medeverdachte 2] kweekte van verdachte was.
Kwekerij Hippolytushoef
[medeverdachte 3] heeft over de op 19 september 2013 in zijn woning aan de [adres 2] in Hippolytushoef aangetroffen (gerooide) hennepkwekerij verklaard dat er geoogst was, dat de man van de stekken ook de hennep kwam knippen en dat hij de hennep nat heeft meegegeven aan de knipper. Een deel van de opbrengst was voor de man met de stekken/de knipper. Uit de inhoud van sms-berichten die zich in het dossier bevinden blijkt dat verdachte op 14 september 2013 - een paar dagen voordat de gerooide hennepkwekerij wordt aangetroffen - per sms aan [naam 2] heeft gevraagd of hij wil helpen om
zijntuin op te ruimen. [naam 2] heeft vervolgens via de telefoon instructies gekregen om te gaan naar de woning aan de [adres 2] . Dit adres betreft een bovenwoning en beschikt dus niet over een tuin. Uit een tapgesprek blijkt dat verdachte diezelfde dag rond 18.00 uur eten voor meerdere personen heeft besteld bij een snackbar en dat [medeverdachte 3] dit eten zou ophalen. De volgende ochtend hebben verdachte en [naam 2] sms-contact en daaruit blijkt dat zij de hele nacht op zijn gebleven en pas om kwart voor 6 in bed lagen. Een dag later belt verdachte met een onbekend persoon en zegt dat hij nu niets heeft, omdat het nog ligt te drogen. Gelet de inhoud van deze berichten, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte op 14 september 2013 samen met [naam 2] in de woning van [medeverdachte 3] hennep heeft geknipt, dat hij dit (gelet op de verklaring van [medeverdachte 3] ) heeft meegenomen en dat een deel van de opbrengst van de hennepkwekerij aan verdachte toekwam.
Overig
Tot slot blijkt ook uit de verklaringen van verdachten [medeverdachten 4 en 5] dat verdachte in hennep(stekken) handelde. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
(15/800402-15)
1.
hij op 12 september 2015 te Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal:
- tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en stompen en schoppen en
- met een wapen tegen het hoofd te slaan en
- vast te pakken en te duwen en over de grond te slepen en
- met knuppels en met scheppen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan, ook terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op de grond lagen;
2:
hij op 12 september 2015 te Den Helder, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is/zijn verdachte en/of zijn mededader opzettelijk dreigend:
- om die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] heen gaan staan en blijven staan, terwijl die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] op de grond lagen
en
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader daarbij opzettelijk dreigend:
- een wapen op (het hoofd van) die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] gericht en gericht gehouden en
- daarbij die [slachtoffer 1] toegevoegd de woorden: "Ik schiet je door je kop, ik schiet je door je kop" en "je komt mijn vrouw en kind bedreigen, ik pak jouw vrouw en je kind" en
- daarbij die [slachtoffer 2] toegevoegd de woorden: "Zie je wel, ik zei nog, speel niet met ons" en "ik maak je dood, ik maak je dood" en "Moet ik je doodmaken, moet ik je doodmaken".
(15/743219-13)
3.
hij op tijdstippen in de periode van 5 februari 2013 tot en met 19 september 2013 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, en te Callantsoog, gemeente Schagen, en te Den Helder en te Wons, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt een grote hoeveelheid hennep;
4.
hij op 19 september 2013 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 12.984 gram hennep;
5.
hij op 19 september 2013 te Hippolytushoef, gemeente Hollands Kroon, wapens van categorie III, te weten een revolver (merk: Smith & Wesson, type: .38 Special CTG) en een Riot-gun (merk: Mossberg) en een vuurbuks (merk: Baikal), en munitie van categorie III, te weten 6 patronen (behorende bij voornoemde revolver), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van mishandeling, gepleegd met voorbedachten raad
feit 2:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod meermalen gepleegd
feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen welke gelijk is aan het voorarrest, met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de enorme overschrijding van de redelijke termijn dient een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen enkel strafdoel meer.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling met voorbedachte raad.
Verdachte en zijn mededaders (een groep van in totaal minimaal zeven personen) hebben de twee slachtoffers naar de growshop van verdachte laten komen, waar kort daarvoor de nodige voorbereidingen waren getroffen voor een confrontatie. Zo is er onder meer ruimte gemaakt door een tafel te verplaatsen, zijn er voorwerpen (schep en knuppel) gepakt en hebben enkele verdachten bivakmutsen opgezet. De twee slachtoffers zijn bij binnenkomst direct geslagen en geschopt. Daarbij zijn scheppen en knuppels gebruikt. Ook nadat de twee slachtoffers op de grond lagen, zijn verdachte en zijn mededaders de slachtoffers blijven schoppen en slaan.
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft vervolgens een wapen op de slachtoffers gericht waarbij hij hen samen met verdachte met de dood heeft bedreigd. Dit alles moet zeer bedreigend en angstaanjagend voor de slachtoffers zijn geweest. De slachtoffers hebben als gevolg van de mishandeling letsel opgelopen en pijn ondervonden.
Uit het dossier blijkt dat de geplande confrontatie met de slachtoffers een reactie was op hetgeen zich de avond ervoor had afgespeeld. Op die avond had één van de slachtoffers een geldbedrag van verdachte geëist en hem daarbij met de dood bedreigd. Verdachte en zijn mededaders wilden door middel van de confrontatie de slachtoffers afschrikken om nog verdere stappen te ondernemen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet de hulp van de politie heeft ingeroepen, maar een aantal vrienden heeft opgetrommeld en vervolgens voor eigen rechter heeft gespeeld.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met het feit dat de mishandeling en bedreiging er vooral op waren gericht de slachtoffers af te schrikken en dat de slachtoffers (daardoor) geen zwaar letsel hebben opgelopen. Daarbij komt dat op basis van het dossier voldoende aannemelijk is dat de slachtoffers zelf ook niet van onbesproken gedrag waren.
Voorts heeft verdachte zich in 2013 gedurende een periode van ruim een half jaar bezig gehouden met de handel in hennep. Verdachte was onder meer betrokken bij drie hennepkwekerijen. Daarnaast heeft verdachte bijna 13 kilogram hennep (henneptoppen) voorhanden gehad in zijn woning, klaarblijkelijk bestemd voor handelsdoeleinden. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het in stand houden van het illegale drugscircuit in Nederland met alle nadelige aspecten die daar aan kleven. Cannabis is bij regelmatig gebruik niet alleen schadelijk voor het welzijn van de (vaak jeugdige) gebruikers, maar is daarnaast vaak direct en indirect oorzaak van vele vormen van criminaliteit en overlast.
Verder heeft verdachte een geladen revolver, een Riot-gun en een vuurbuks voorhanden gehad. Dergelijke zware wapens worden doorgaans gebruikt voor de zwaarste vormen van criminaliteit. Het ongecontroleerd bezit van deze wapens en munitie vormt een groot gevaar voor de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 10 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte na dit feit niet meer met justitie in aanraking is geweest wegens een geweldsdelict dan wel een Opiumwetfeit.
De ernst van al deze feiten rechtvaardigt in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet echter in het enorme tijdsverloop in deze zaak aanleiding om in het voordeel van verdachte hiervan af te wijken. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 15/800402-15 is aangevangen op 12 september 2015 en in de zaak met parketnummer 15/743219-13 is aangevangen op 19 september 2013, omdat verdachte op deze data voor de betreffende zaak in verzekering is gesteld en hij daaraan steeds in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat jegens hem strafvervolging zou worden ingesteld. Nu het eindvonnis op 1 april 2021 wordt gewezen en de rechtbank van oordeel is dat de overschrijding niet aan verdachte valt toe te rekenen of anderszins is gebleken van bijzondere omstandigheden, is sprake van een aanzienlijk overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt deze overschrijding in de zaak met parketnummer 15/800402-15 vast op 3 jaar en ruim 6 maanden. De rechtbank stelt de overschrijding van de redelijke termijn in de zaak met parketnummer 15/743219-13 vast op 5 jaar en ruim 6 maanden. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd als de redelijke termijn niet zou zijn overschreden (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2578).
De aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in de beide zaken resulteert erin dat de rechtbank in plaats van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest van in totaal 133 dagen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf een proeftijd van één jaar verbinden. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de maximale taakstraf van 240 uur aan verdachte moet worden opgelegd.
De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis in 2015 nog twee maanden elektronisch toezicht heeft gehad, dat hij een reclasseringstraject van twee jaar met goed gevolg heeft doorlopen en dat hij in de jaren na deze feiten geen (met uitzondering van een verkeersovertreding) strafbare feiten meer heeft gepleegd.

7.Onttrekking aan het verkeer

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven munitie (nr. 2 van de beslaglijst met parketnummer 15/800402-15) dient te worden onttrokken aan het verkeer. De munitie behoort verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van deze munitie in strijd met de wet.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven wapen (Mossberg shotgun) (nr. 4 van de beslaglijst met parketnummer 15/743219-13) dient te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 5 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan en het ongecontroleerde bezit van dit vuurwapen is in strijd met de wet.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven cannacutters (nrs. 16, 17 en 18 van de beslaglijst met parketnummer 15/743219-13) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten met betrekking tot deze voorwerpen zijn begaan en het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven tas met Nuon-zegels en de jammers (nr. 7, 21 en 22 van de beslaglijst met parketnummer 15/743219-13) dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze zegels en jammers behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten of tot de belemmering van de opsporing daarvan en tevens is het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd met de wet.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee blauwe mutsen (nr. 1 van de beslaglijst met parketnummer 15/800402-15), een keukenmachine, 4 sporttassen in een tas, een sporttas, een blikje frisdrank, een mapje met een kentekenbewijs, twee stuks A4 papier, een schaar, een sleutel, een sealbag, een weegschaal, twee stuks papier, en twee crushers (tuinartikelen) (nrs. 14, 15, 19, 20, 23, 25, 26, 27, 28, 29 en 30 van de beslaglijst met parketnummer 15/743219-13) dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63, 285, 300 en 301 van het Wetboek van Strafrecht;
3 en 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
240 dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
107 dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
één jaar.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Onttrekt aan het verkeer:
(15/800402-15)
- nr. 2: 23.00 STK munitie (497280)
(15/743219-13)
- nr. 7: 1.00 STK tas inh. Nuon zegels (451073)
- nr. 16: 1.00 STK tas sport, inhoud canacutter (465561)
- nr. 17: 1.00 STK gereedschap cannacutter, droogmolen cannabis (465559)
- nr. 18: 1.00 STK gereedschap cannacutter, droogmolen cannabis (165562)
- nr. 21: 1.00 STK signal interceptor (471096)
- nr. 22: 1.00 STK stoorzender (471097)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
(15/800402-15)
- nr.1: 2.00 stk muts kl: blauw (497286)
(15/743219-13)
- nr. 14: 1.00 STK keukenmachine vacuum (465553)
- nr. 15: 1.00 STK tas sport, inhoud 4 lege sporttassen in tas (465560)
- nr. 19: 1.00 STK blik frisdank (444229)
- nr. 20: 1.00 STK map, inhoudende kentekenbewijs (452423)
- nr. 23: 1.00 STK papier, A4 papier (452452)
- nr. 24: 1.00 STK papier, A4 (452450)
- nr. 25: 1.00 STK schaar (452446)
- nr. 26: 1.00 STK sleutel (451194)
- nr. 27: 1.00 STK verpakkingsmateriaal sealbag (452429)
- nr. 28: 1.00 STK weegschaal, SONIC (452427)
- nr. 29: 2.00 STK papier (452617)
- nr. 30: 2.00 STK tuinartikel, crusher (451070)
Heft in de zaak met parketnummer 15/743219-13 op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Mateman, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. T. de Bont, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.L. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2021.