ECLI:NL:RBNHO:2021:2631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
8738027 \ CV EXPL 20-7387
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van medische facturen en de betwisting van kosten door de gedaagde

In deze zaak heeft de Stichting Acibadem International Medical Center (hierna: Acibadem) een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor betaling van facturen met betrekking tot medische behandelingen die [gedaagde] heeft ondergaan. De vordering is ingesteld op 26 augustus 2020, waarna een procesverloop volgde met schriftelijke antwoorden en reacties van beide partijen. De kern van de vordering betreft een factuur van 24 mei 2019 voor polikliniekbezoeken en een factuur van 20 mei 2020, waarvan Acibadem stelt dat deze niet is betaald door [gedaagde].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] in 2018 en/of 2019 een medische behandeling heeft ondergaan bij Acibadem, maar dat hij onvoldoende heeft gemotiveerd dat de behandeling kosteloos zou zijn, zoals hij heeft betoogd. De kantonrechter heeft de stellingen van [gedaagde] over de kosten en de facturen als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechter heeft geoordeeld dat Acibadem voldoende bewijs heeft geleverd dat de zorgactiviteiten hebben plaatsgevonden en dat de facturen terecht zijn.

De vordering van Acibadem is toegewezen, waarbij de kantonrechter [gedaagde] heeft veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 817,78, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van [gedaagde] gesteld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. D.P. Ruitinga op 10 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8738027 \ CV EXPL 20-7387
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Stichting Acibadem International Medical Center
gevestigd te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Acibadem
gemachtigde: TeRecht deurwaarders
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]

1.Het procesverloop

1.1.
Acibadem heeft bij dagvaarding van 26 augustus 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Acibadem heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Ten slotte heeft Acibadem schriftelijk gereageerd op de door [gedaagde] bij dupliek ingediende producties.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft in 2018 en/of 2019 een medische behandeling ondergaan bij Acibadem.
2.2.
Op 24 mei 2019 heeft Acibadem een factuur aan [gedaagde] gestuurd over de periode 23 januari 2019 tot 22 mei 2019 voor ‘1 of 2 polikliniekbezoeken/consultaties op afstand bijslijtage van de knie’ (factuurnummer [nummer] ). In de toelichting bij de factuur staat als uitgevoerde zorgactiviteit ‘herhaal-polikliniekbezoeken’ op 25 januari 2019. Het factuurbedrag is € 280,56 en de betalingstermijn die op de factuur vermeld staat is 14 dagen. Acibadem heeft [gedaagde] op 9 juli 2019 een betalingsherinnering gestuurd, op 16 juli 2019 een aanmaning gestuurd en op 30 juli 2019 een laatste betalingsverzoek gestuurd. Bij e-mail van 1 april 2020 heeft CollactiveBMK Incasso B.V. [gedaagde] verzocht om betaling van de factuur van 24 mei 2019, alsmede wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
Bij brief van 28 november 2018 heeft de zorgverzekeraar van [gedaagde] , te weten CZ, Acibadem geïnformeerd dat zij een bedrag van € 149,70 aan Acibadem zou vergoeden ten aanzien van de nota met kenmerk [kenmerk] . Daarbij staat tevens vermeld als ‘niet vergoed Eigen Risico’ een bedrag van € 537,22.
2.4.
Bij e-mails van 14 april, 20 april, 24 april en 12 mei 2020 heeft CollactiveBMK Incasso B.V. [gedaagde] verzocht om betaling van factuur [kenmerk] (ter hoogte van € 537,22, van datum 31 oktober 2018) en factuur [nummer] (ter hoogte van € 280,56, van datum 24 mei 2019), alsmede de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten.
2.5.
Bij e-mails van 14 april, 20 april, 24 april en 12 mei 2020 heeft [gedaagde] gereageerd dat hij nooit een tweede factuur had ontvangen, dat hij de vordering afwijst en dat hij van zijn zorgverzekering nooit bericht heeft gehad dat hij een factuur moest betalen. Daarnaast heeft [gedaagde] geschreven dat Acibadem hem heeft verteld dat de behandeling voor hem zonder kosten zou zijn.
2.6.
Bij brief van 26 juni 2020 heeft CollactiveBMK Incasso B.V. [gedaagde] verzocht om betaling van ‘factuur [kenmerk] (betreft restantbedrag/cliënte heeft € 149,70 ontvangen van CZ verzekeringen)’. Als datum van de factuur staat vermeld 31 oktober 2018 en als factuurbedrag € 537,22. Daarnaast heeft CollactiveBMK Incasso B.V. verzocht om betaling van factuur [nummer] , van 24 mei 2019 ter hoogte van € 280,56. CollactiveBMK heeft [gedaagde] verzocht het totaalbedrag binnen 15 dagen na de bezorging van de brief over te maken aan Acibadem. CollactiveBMK heeft verder geschreven dat voor zover [gedaagde] aan de sommatie geen gevolg zou geven, hij in gebreke werd gesteld en dat de buitengerechtelijke incassokosten van € 148,43 voor zijn rekening zouden komen.
2.7.
Op 26 juni 2020 heeft CollactiveBMK Incasso B.V. [gedaagde] per e-mail een gecorrigeerde factuur gestuurd. Dit is een factuur van 20 mei 2020 over de periode 30 juli 2018 tot 27 oktober 2018, voor ‘onderzoek(en) en/of behandeling(en) bij slijtage van de knie (factuurnummer [kenmerk] ). Het factuurbedrag is € 686,92 en de betalingstermijn die op de factuur vermeld staat is 14 dagen.
2.8.
Op de e-mail van 26 juni 2020 heeft [gedaagde] gereageerd:
‘Ik zou geen kosten hebben bij Acibadem, de behandelperiode klopt niet en de factuurdatum klopt niet. Ik reageer hier verder niet op.’

3.De vordering

3.1.
Acibadem vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 974,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Deze vordering bestaat uit een bedrag van € 280,56 (factuur [nummer] van 24 mei 2019), een bedrag van € 537,22 (restant factuur [kenmerk] van 20 mei 2020), de wettelijke rente tot en met 19 augustus 2020 en de buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.
Acibadem legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] bij haar een medische behandeling heeft ondergaan, dat Acibadem hiervoor facturen heeft verstrekt en dat [gedaagde] die ten onrechte onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] is in verzuim zodat hij wettelijke rente verschuldigd is Daarnaast heeft (de gemachtigde van) Acibadem buiten rechte werkzaamheden verricht ter verkrijging van voldoening van de vordering, zodat buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat Acibadem hem heeft gezegd dat de behandeling voor [gedaagde] geheel kosteloos zou zijn. Verder voert [gedaagde] aan dat hij één factuur pas op 20 mei 2020 heeft ontvangen en dat de factuur onvoldoende concreet is. Verder stelt [gedaagde] dat Acibadem ten onrechte stelt dat [gedaagde] het eigen risico dient te betalen, nu [gedaagde] dit al aan de zorgverzekeraar heeft betaald. Acibadem heeft nagelaten op zijn protesten tegen de facturen te reageren.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de door Acibadem opgemaakte facturen moet betalen.
5.2.
Vaststaat dat [gedaagde] bij Acibadem een medische behandeling heeft ondergaan. [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende gemotiveerd, betwist dat de zorgactiviteiten op de specificaties bij de facturen waarvan betaling wordt gevorderd, hebben plaatsgevonden, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan uit zal gaan.
5.3.
[gedaagde] stelt dat Acibadem heeft gezegd dat de behandeling voor hem kosteloos zou zijn. Acibadem heeft dat betwist. [gedaagde] heeft naar aanleiding van die betwisting nagelaten zijn stelling te onderbouwen. Ook de stelling dat [gedaagde] het eigen risico al aan zijn zorgverzekeraar heeft voldaan is gelet op de betwisting van Acibadem onvoldoende gemotiveerd. Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter voorbij gaan aan deze stellingen.
5.4.
Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat één factuur pas op 20 mei 2020 is ontvangen. Acibadem heeft in dat kader verklaard dat een zorgtraject 90 dagen moet lopen waarna een factuur tot stand komt, en als de behandeling wordt voortgezet dat er dan een nieuw traject van 120 dagen loopt. De kantonrechter volgt deze uitleg niet, nu de factuur (veel) later dan 120 dagen na het sluiten van het zorgtraject (conform de factuur op 27 oktober 2018) is opgemaakt althans aan [gedaagde] is verzonden. Dit doet echter niet ter zake, nu [gedaagde] zoals hiervoor is overwogen niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de zorgactiviteiten waar de factuur op ziet hebben plaatsgevonden. Dit maakt dat [gedaagde] voor die zorgactiviteiten moet betalen.
5.5.
Ten aanzien van de factuur van 20 mei 2020 heeft Acibadem voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat CZ slechts een deel heeft vergoed en dat het restant voor rekening van [gedaagde] komt. Daaraan kan de stelling van [gedaagde] dat het niet mogelijk is dat het bedrag van € 527,22 als eigen risico voor zijn rekening dient te komen, omdat zijn eigen risico maximaal € 385,00 bedraagt niet afdoen. Dat is het geval omdat Acibadem deze stelling heeft betwist en [gedaagde] slechts bewijs van de hoogte van zijn eigen risico in 2019 – en niet in 2018 waar de factuur op ziet – heeft overgelegd.
5.6.
Ten aanzien van de factuur van 24 mei 2019 heeft Acibadem gesteld dat niet-gecontracteerde zorgverleners vanaf 1 januari 2019 niet meer rechtstreeks facturen in kunnen dienen bij CZ, zodat Acibadem [gedaagde] een factuur voor het volledige bedrag heeft gestuurd met daarbij een instructie voor de door [gedaagde] te ondernemen stappen voor het indienen van de factuur bij de zorgverzekeraar. [gedaagde] heeft dit betwist en aangevoerd dat dit niet mogelijk is bij zijn zorgpolis (een zorgpolis met restitutie), maar alleen bij een polis in natura. Het had op de weg van [gedaagde] – als de daartoe meest gerede partij – gelegen om dit nader te onderbouwen. [gedaagde] heeft dit nagelaten, hij heeft slechts verwezen naar bijlage met een overzicht van door CZ afgehandelde rekeningen van Acibadem, maar uit die bijlage blijkt niet wat [gedaagde] heeft gesteld, noch op welk jaar dat overzicht ziet. Er kan dus niet worden vastgesteld dat Acibadem voor deze factuur ene betaling van CZ heeft ontvangen. Gelet op het voorgaande en nu [gedaagde] niet heeft betwist dat hij de factuur en instructie van Acibadem heeft ontvangen, gaat de kantonrechter ook aan dit verweer voorbij.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Acibadem tot betaling van de facturen zal toewijzen.
5.8.
De gevorderde wettelijke is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar, met dien verstande dat over de factuur van 20 mei 2020 nog geen sprake is van langer dan een jaar verschenen rente, zodat daarover geen samengestelde rente verschuldigd is.
5.9.
Ten slotte heeft Acibadem veroordeling van [gedaagde] tot betaling van buitengerechtelijke kosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Acibadem heeft op 26 juni 2020 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De aanmaning verwijst echter naar een factuur van 31 oktober 2018 terwijl [gedaagde] die factuur niet heeft ontvangen. Hij heeft wel in mei en/of juni 2020 een factuur voor hetzelfde bedrag en met hetzelfde factuurnummer ontvangen. Gelet op de late verzending van de factuur, de gelijktijdig met de aanmaning verzonden gecorrigeerde factuur voor een ander bedrag en de fout in de aanmaning met betrekking tot de factuurdatum, zullen slechts buitengerechtelijke incassokosten over de factuur van 24 mei 2019 worden toegewezen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Acibadem van € 817,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 280,56 vanaf 23 juni 2019 en de wettelijke rente over € 537,22 vanaf 19 juni 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Acibadem van € 42,08 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Acibadem tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 105,09
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 372,00 ;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter