ECLI:NL:RBNHO:2021:2623

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
30 maart 2021
Zaaknummer
8339948 \ CV FORM 20-1934
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling van een factuur met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten

In deze zaak heeft Laimgrube Credit Management LP, gevestigd te Wenen, Oostenrijk, een verzoek ingediend bij de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een openstaande factuur van € 389,59, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De vordering is gebaseerd op een factuur die door het gastouderbureau Gastvrij aan [verweerder] is gestuurd op 8 juli 2019, welke factuur niet is betaald. Laimgrube heeft de vordering van Gastvrij overgenomen en heeft [verweerder] herhaaldelijk verzocht om betaling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en heeft de feiten van de zaak beoordeeld. [Verweerder] heeft de verschuldigdheid van het bedrag gedeeltelijk betwist, maar de kantonrechter oordeelt dat [verweerder] onvoldoende heeft aangetoond dat de factuur is betaald. De kantonrechter wijst de vordering van Laimgrube toe, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten, omdat deze voldoen aan de wettelijke eisen. De proceskosten worden ook aan [verweerder] opgelegd, omdat deze in het ongelijk is gesteld. De beslissing is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8339948 \ CV FORM 20-1934
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Laimgrube Credit Magement LP
gevestigd te Wenen (Oostenrijk)
verzoekende partij
verder te noemen: Laimgrube
gemachtigde: NBII B.V.
tegen
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 20 februari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 18 mei 2020.

2.De feiten

2.1.
Gastouderbureau Gastvrij (hierna: ‘Gastvrij’) heeft [verweerder] op 8 juli 2019 een factuur ter hoogte van € 389,59 inclusief BTW gestuurd over de periode juni 2019 en [verweerder] verzocht de factuur binnen 7 dagen na de factuurdatum te betalen.
2.2.
Op 25 juli 2019 heeft Gastvrij [verweerder] een betalingsherinnering gestuurd. Bij brief van 23 september 2019 heeft Gastvrij aan [verweerder] een aanmaning gestuurd met het verzoek om de factuur binnen vijftien dagen na bezorging van de brief te betalen, bij gebreke waarvan het openstaande bedrag zou worden verhoogd met € 73,43 aan buitengerechtelijke kosten.
2.3.
De gemachtigde van (de vereffenaar van) Gastvrij – tevens de gemachtigde van Laimgrube – heeft [verweerder] bij brieven en e-mails van 10 oktober 2019, 7 november 2019 en 29 november 2019 verzocht om betaling van (onder andere) de factuur van 8 juli 2019.
2.4.
Bij brief van 18 december 2019 heeft de gemachtigde van Laimgrube [verweerder] geïnformeerd dat Laimgrube de schuld van Gastvrij had overgenomen en gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 463,63, binnen drie dagen na dagtekening van de brief.
2.5.
Bij de correspondentie van de gemachtigde van Gastvrij en Laimgrube is steeds dossiernummer [dossiernummer 1] en/of debiteurnummer [debiteurnummer 1] vermeld.
2.6.
Bij e-mail van 28 januari 2020 heeft [verweerder] aan de gemachtigde van Laimgrube geschreven:
‘Hierbij stuur ik alles dat ik heb. Dit is een overzicht van betalingen die zijn overgemaakt. Dit is hoe we alles hebben verwerkt.’Bij de e-mail hoort een bijlage waarop handgeschreven over de maand juni staat:
‘Juni = nog bij gastvrij heb ik niet ontvangen’Daarnaast zijn bij de e-mail bijlagen gevoegd met betrekking tot betalingen tussen maart en juni 2019 en een betaling aan Gastouderbureau Boelie op 23 september 2019 onder vermelding van debiteurnummer 102574. In een reactie van 28 januari 2020 heeft de gemachtigde van Laimgrube geschreven dat uit de bijlagen juist volgt dat de factuur van 8 juli 2019 – over de periode juni 2019 – nog betaald moet worden.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Laimgrube verzoekt [verweerder] te veroordelen tot betaling van de hoofdsom van € 389,59, te vermeerderen met € 70,71 aan buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 16 juli 2019 tot de datum van betaling van de hoofdsom. Daarnaast verzoekt Laimgrube om [verweerder] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen. Laimgrube legt aan haar verzoek ten grondslag dat [verweerder] de factuur van Gastvrij onbetaald heeft gelaten. Gastvrij heeft haar vordering aan Laimgrube gecedeerd en Laimgrube heeft die cessie aan [verweerder] geopenbaard.
3.2.
[verweerder] betwist de verschuldigdheid van het verzochte gedeeltelijk. Op het verweer wordt bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Bij antwoordformulier van 28 april 2020, ontvangen op 18 mei 2020, heeft [verweerder] aangegeven de vordering ten dele te aanvaarden en ter toelichting geschreven:
‘alle betalingen gingen door elkaar en ik ben geblokkeerd van de website dan kan ik de goede factuur niet zien.’
4.3.
De kantonrechter begrijpt dat het [verweerder] niet duidelijk was wat zij nog moest betalen, onder meer omdat zij geen (online) toegang had tot de facturen. Dit kan niet leiden tot afwijzing van het verzoek van Laimgrube, nu uit dit verweer niet volgt dat [verweerder] de factuur waarvan Laimgrube betaling verzoekt heeft betaald. Dit volgt evenmin uit haar e-mail van 28 januari 2020, of de bijbehorende bijlagen – daaruit blijken slechts betalingen van vóór de factuurdatum en/of met een ander kenmerk. Ook heeft Laimgrube, althans haar rechtsvoorganger, [verweerder] herhaaldelijk verzocht om betaling onder verwijzing naar de factuurgegevens en heeft [verweerder] nooit gevraagd om de originele factuur. Bovendien heeft [verweerder] de juistheid van de factuur niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist.
4.4.
Nu [verweerder] voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal het verzoek tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen.
4.5.
De verzochte wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
4.6.
Laimgrube maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Laimgrube heeft aan [verweerder] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. Laimgrube heeft gesteld dat zij, althans haar rechtsvoorganger geen BTW kan verrekenen, zodat ook de BTW over de buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] omdat zij ongelijk krijgt.
4.8.
Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Laimgrube worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan Laimgrube van € 389,59, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 16 juli 2019 tot aan de dag van betaling van de hoofdsom;
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan Laimgrube van € 70,71 inclusief BTW aan buitengerechtelijke kosten;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Laimgrube tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan griffierecht en € 72,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van € 36,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door Laimgrube worden gemaakt;
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open