In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen meerdere eisers en het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De eisers, die wonen in de nabijheid van een veebedrijf, hebben verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van de openbare weg door de derde-partij voor het verweiden van koeien. Het primaire besluit van verweerder om dit verzoek af te wijzen, werd door de eisers bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de derde-partij gebruik maakt van de openbare weg om koeien naar weilanden te verplaatsen en dat dit gebruik niet in strijd is met de Wegenverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2013. De rechtbank oordeelt dat het verweiden van koeien door de derde-partij moet worden aangemerkt als normaal gebruik van de weg, en dat verweerder niet bevoegd is om handhavend op te treden. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel is, omdat de toezeggingen van medewerkers van verweerder niet kunnen worden toegerekend aan het bevoegde bestuursorgaan. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.