Op 9 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening voor verzoekers die een laissez-passer aanvroegen voor hun dochter, geboren uit hoogtechnologisch draagmoederschap in Oekraïne. Verzoekers, gehuwd sinds 2014, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, dat hun aanvraag niet in behandeling werd genomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op dezelfde dag, waarbij verzoeker [verzoeker 2] aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl de minister zich telefonisch liet vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de noodzaak voor de aanwezigheid van [verzoeker 3] en [verzoeker 1] in Nederland in verband met een lopende procedure bij de rechtbank Den Haag. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de minister geschorst en de minister opgedragen om binnen tien dagen een nooddocument (laissez-passer) te verstrekken, zodat [verzoeker 1] Nederland kan inreizen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er een humanitaire noodzaak is voor de reis en dat de mogelijkheid bestaat dat [verzoeker 1] na aankomst in Nederland de Nederlandse nationaliteit zal verwerven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.