ECLI:NL:RBNHO:2021:2414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1011
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor hoogtechnologisch draagmoederschap en laissez-passer

Op 9 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening voor verzoekers die een laissez-passer aanvroegen voor hun dochter, geboren uit hoogtechnologisch draagmoederschap in Oekraïne. Verzoekers, gehuwd sinds 2014, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Buitenlandse Zaken, dat hun aanvraag niet in behandeling werd genomen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op dezelfde dag, waarbij verzoeker [verzoeker 2] aanwezig was met zijn gemachtigde, terwijl de minister zich telefonisch liet vertegenwoordigen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, gezien de noodzaak voor de aanwezigheid van [verzoeker 3] en [verzoeker 1] in Nederland in verband met een lopende procedure bij de rechtbank Den Haag. De voorzieningenrechter heeft het besluit van de minister geschorst en de minister opgedragen om binnen tien dagen een nooddocument (laissez-passer) te verstrekken, zodat [verzoeker 1] Nederland kan inreizen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekers.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er een humanitaire noodzaak is voor de reis en dat de mogelijkheid bestaat dat [verzoeker 1] na aankomst in Nederland de Nederlandse nationaliteit zal verwerven. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1011
proces-verbaal van de mondeling uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] , verzoekers

(gemachtigde: mr. B. Wegelin),
en

De minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. L.H.T. Geuzendam).

Procesverloop

Bij besluit van 22 februari 2021 heeft verweerder verzoekers medegedeeld dat de aanvraag om een laissez-passer ten name van [verzoeker 1] niet in behandeling wordt genomen.
Verzoekers hebben bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2021. Verzoeker [verzoeker 2] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich via een telefonische verbinding laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het besluit van 22 februari 2021;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe, in die zin dat de verweerder wordt opgedragen om binnen tien dagen na verzending van deze uitspraak ten behoeve van [verzoeker 1] een nooddocument (laissez-passer) te verstrekken op grond waarvan zij Nederland kan inreizen;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van €181,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van €1.068,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekers zijn sinds 2014 met elkaar gehuwd, [verzoeker 2] heeft de Nederlandse nationaliteit en [verzoeker 3] heeft de Chinese nationaliteit. Op 13 februari 2021 hebben verzoekers bij het Nederlands consulaat in Shanghai (China) een laissez-passer aangevraagd voor hun dochter [verzoeker 1] , geboren in de Oekraïne op [geboortedatum] . [verzoeker 1] is geboren door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap uit een Oekraïense draagmoeder, [naam 1] . Verzoekers en de draagmoeder hadden daartoe een draagmoederschapsovereenkomst gesloten. Vanwege de coronapandemie en het gebrek aan een Nederlands reisdocument, verblijven [verzoeker 3] en [verzoeker 1] in China. [verzoeker 2] verblijft in Nederland.
3. Op 12 november 2020 hebben verzoekers een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Den Haag om -kort gezegd- de familierechtelijke betrekkingen tussen hen beide en [verzoeker 1] te erkennen. Een zitting moet nog plaatsvinden.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder verzoekers kenbaar gemaakt dat hun aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de geboorteakte van [verzoeker 1] naar Nederlands recht inhoudelijk onjuist is en daarom de identiteit en de Nederlandse nationaliteit van [verzoeker 1] niet kan worden vastgesteld.
5.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang gelet op de volgende omstandigheden:
- De aanwezigheid van [verzoeker 3] en [verzoeker 1] in Nederland is vereist in verband met de hiervoor genoemde procedure bij de rechtbank Den Haag. De voorzieningenrechter verwijst naar de verklaring van 2 februari 2021 van mr. [naam 2] de gemachtigde die verzoekers bijstaat in die procedure.
- De mogelijk dreigende intrekking van de verblijfsvergunning van [verzoeker 3] door de IND wegens de verplaatsing van het hoofdverblijf.
- Het herstel van het familie en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
- De omstandigheid dat verweerder zich ook in heroverweging niet bevoegd zal achten om een laissez-passer te verlenen omdat [verzoeker 1] geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland.
6. Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Paspoortwet en de Beleidsregels verstrekking laissez-passers op grond van de Paspoortwet kan een laissez-passer worden verstrekt indien sprake is van een aantoonbare humanitaire noodzaak om te reizen en indien de aanvrager heeft aangetoond bij aankomst in Nederland rechtmatig te kunnen verblijven.
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt de humanitaire noodzaak voldoende uit het onder 5.2 overwogene. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het een reële uitkomst is dat [verzoeker 1] na aankomst in Nederland op een zeker moment de Nederlandse nationaliteit zal verwerven. De voorzieningenrechter heeft daarbij betrokken dat het merendeel van de ontbrekende documenten die verweerder heeft opgesomd in het verweerschrift inmiddels zijn overgelegd of dat er aan wordt gewerkt. Zo hebben verzoekers ter zitting aangegeven dat de medische verklaring van de geboorte is opgevraagd bij het ziekenhuis in Oekraïne en dat binnen afzienbare tijd een gecertificeerd DNA-rapport volgt dat aan alle eisen voldoet om als bewijs te kunnen dienen.
8. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen als hiervoor bepaald.
9. De proceskosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.