Bijlage
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
b. indien de activiteit in strijd is met het exploitatieplan: met toepassing van de daarin opgenomen regels inzake afwijking;
c. indien de activiteit in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening: voor zover de betrokken regels afwijking daarvan toestaan;
d. indien de activiteit in strijd is met een voorbereidingsbesluit: met toepassing van de in het voorbereidingsbesluit opgenomen regels inzake afwijking.
2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
Artikel 4
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
1. Bij de toepassing van de artikelen 2, 3 en 4 blijft het aantal woningen gelijk. Deze eis is niet van toepassing op de gevallen, bedoeld in:
a. de artikelen 2, onderdelen 3 en 22, en 3, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
b. artikel 4, onderdeel 1, voor zover het betreft huisvesting in verband met mantelzorg,
c. artikel 4, onderdelen 9 en 11.
Bestemmingsplan Boulevard Noord
Artikel 4 Gemengd
Bestemmingsomschrijving
1. De op de plankaart voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dienstverlening in maximaal categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b. horecabedrijven in de vorm van een restaurant;
c. horecabedrijven in de vorm van een café;
d. detailhandel in maximaal categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
h. parkeren op eigen erf;
i. bijbehorende voorzieningen;
j. ter plaatse van de aanduiding ‘automatenhal’ zijn de gronden tevens bestemd voor een
k. ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’ zijn de gronden tevens bestemd voor wonen in
combinatie met andere in dit lid aangegeven bestemming.
7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 Wro, in dier voege dat de aanduiding ‘woning’ van de kaart wordt verwijderd, met dien verstande dat uitsluitend toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid indien het gebruik ten behoeve van wonen ter plaatse langer dan een jaar is beëindigd
Artikel 9 Verkeer
Bestemmingsomschrijving
1. De op de plankaart voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
i. bijbehorende voorzieningen;
l. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen';
m. standplaatsen met mobiele verkooppunten ter plaatse van de aanduiding 'standplaats
5. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 Wro, in dier voege dat, daar waar zulks nader staat aangeduid op de plankaart met ‘wijzigingsbevoegdheid’ de bestemming kan worden gewijzigd in ‘Gemengd’ en daarbinnen nieuwe of vergrote bouwvlakken kunnen worden geprojecteerd en met dien verstande dat:
a. de maximumbouwhoogte van de uitbreiding aansluit bij de bestaande bebouwing en in
ieder geval niet hoger is dan 4 meter;
b. het bestemmingsvlak 100% bebouwd dient te worden;
c. de bebouwing aan dient te sluiten op de structuur en vorm van de aangrenzende
paviljoens binnen het plangebied;
d. de vorm van bebouwing steeds achtkantig dient te zijn;
e. de uitbreidingsmogelijkheid niet geldt voor het wonen.