ECLI:NL:RBNHO:2021:2393

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
8759349
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een eenmalige bijdrage voor financiële dienstverlening na beëindiging van de overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde], wegens het niet betalen van facturen die voortvloeien uit een overeenkomst tot financiële dienstverlening. De overeenkomst, gesloten op 14 december 2012, hield in dat [eiser] als assurantietussenpersoon particuliere schadeverzekeringen zou onderbrengen bij verzekeraar Reaal. Na beëindiging van de overeenkomst heeft [eiser] twee facturen gestuurd aan [gedaagde], maar deze weigerde te betalen. Eiser vorderde in totaal € 1.055,35, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

Gedaagde betwist de vordering en stelt dat er geen rechtsgrond is voor de betaling, omdat [eiser] al provisie heeft ontvangen voor zijn werkzaamheden. Gedaagde vindt het onredelijk om naast de ontvangen provisie ook een eenmalige vergoeding van € 75,00 per verzekering te betalen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst rechtsgeldig was en dat gedaagde op de hoogte was van de voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eiser] terecht was en dat gedaagde de facturen moest betalen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden ook aan gedaagde opgelegd.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, omdat hij ongelijk kreeg in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8759347 \ CV EXPL 20-4672
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], handelende onder de naam
[bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K.L. Meijer (Ahrends B.V. te Beverwijk)

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 3 september 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 14 december 2012 met [eiser] als assurantietussenpersoon een overeenkomst tot financiële dienstverlening gesloten waarbij [gedaagde] opdracht geeft aan [eiser] om particuliere schadeverzekeringen onder te brengen bij verzekeraar Reaal.
2.2.
In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen, voor zover van belang:
(…) De éénmalig (extra) verschuldigde beloning aan FD daarvoor bedraagt € 75,00 per huidige en in de toekomst tot stand te brengen verzekeringen. (…)
(…) FD dient tijd te investeren en kosten te maken om het/de door opdrachtgever gewenste product(en) bij financiële instelling(en) en /of verzekeraars tot stand te brengen en in zijn eigen administratie (doorlopend) te archiveren en actueel te houden. Te denken valt daarbij o.a. aan het evt. opzeggen van bestaande verzekeringen(en) elders, (aangetekende) postzendingen, adviesgesprekken, offreren, aanvragen, archiveren, reistijd(en) etc.(…)
(…) Afgezien van de contractduur die via FD tussen opdrachtgever en de verzekeraar is/wordt afgesproken en de vergoeding die FD van verzekeraar(s) ontvangt is opdrachtgever aan FD vooraf of achteraf, bijvoorbeeld ten tijde van verkoop van verzekerde belangen of bij opzegging en/of intermediairswijziging van via FD beheerde/afgesloten en aangevraagde verzekering(en) een vergoeding verschuldigd van € 75,00. Niet als boete maar als (extra) vergoeding voor o.a. voornoemde (eerder verrichte) werkzaamheden. Dit bedrag geldt per schadeverzekering die via FD is/wordt/zou worden ondergebracht. Indien het totaal verschuldigde bedrag vooraf niet is voldaan brengt FD het verschuldigde bedrag pas bij beëindiging va de polis(sen) of bij een intermediairwijziging in rekening. (…)
2.3.
De overeenkomst is inmiddels geëindigd.
2.4.
[eiser] brengt aan [gedaagde] op 8 mei 2020 een factuur van € 675,00 en op 15 juni 2020 een factuur van € 225,00 in rekening ten behoeve van de twaalf door [gedaagde] opgezegde verzekeringen.
2.5.
[gedaagde] weigert deze facturen te betalen.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.055,35. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 900,00, een bedrag aan wettelijke rente tot aan dagvaarding van € 5,70, en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 149,65, inclusief BTW. Ook vordert [eiser] wettelijke rente over € 900,00 vanaf de dag der dagvaarding en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, een en ander een bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaand.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij met [gedaagde] een overeenkomst tot financiële dienstverlening heeft gesloten. [gedaagde] geeft daarbij [eiser] opdracht om particuliere schadeverzekeringen onder te brengen bij verzekeraar Reaal. Voor zijn werkzaamheden dient [gedaagde] een eenmalige vergoeding van € 75,00 per huidige en in de toekomst tot stand te brengen verzekering(en) achteraf aan [eiser] te betalen. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiser] nog een tweetal facturen (van € 675,00 en € 225,00) van [gedaagde] te vorderen. Ondanks herhaalde aanmaning weigert [gedaagde] tot betaling van deze twee facturen over te gaan. [gedaagde] is hierdoor in verzuim geraakt. [eiser] heeft vervolgens zijn incassogemachtigde ingeschakeld. Hierdoor is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat er geen rechtsgrond bestaat voor de vordering van [eiser] . [eiser] heeft al provisie ontvangen over de verzekeringen in kwestie. Deze provisie ziet op de werkzaamheden verricht door [eiser] in het kader van het afsluiten en onderhouden van de verzekeringen. De € 75,00 per verzekering zou ook op deze werkzaamheden zien. [gedaagde] betaalt hierdoor dubbel en dit is in strijd met de geldende wet- en regelgeving.
4.2.
[gedaagde] voert tevens verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.
4.3.
Voor zover van belang zal op het verweer van [gedaagde] hierna bij de beoordeling nog nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Niet ter discussie staat dat [eiser] en [gedaagde] op 14 december 2012 een overeenkomst tot dienstverlening hebben gesloten. Onbetwist staat ook vast dat deze overeenkomst inmiddels is geëindigd.
5.2.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat nu de overeenkomst is geëindigd [gedaagde] de verschuldigde eenmalige beloning van € 75,00 per verzekering aan hem moet betalen. [gedaagde] weigert de aan hem gezonden facturen te betalen omdat hij van mening is dat [eiser] al is betaald voor zijn (al dan niet verrichte werkzaamheden) door middel van provisies die hij van de verzekeraar in kwestie heeft ontvangen. Bovendien is niet duidelijk welke werkzaamheden zijn verricht en laten de facturen na de werkzaamheden te specificeren. [gedaagde] stelt dat de vergoedingen in geen verhouding staan met de al dan niet verrichte werkzaamheden en daarmee niet verschuldigd zijn.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat partijen vrij zijn met elkaar een overeenkomst te sluiten zolang geen sprake is van strijdigheid met de wet of goede zeden. Hiervan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Voordat [gedaagde] tot ondertekening van de overeenkomst is overgegaan heeft hij kennis kunnen nemen van de inhoud hiervan. Indien hij het met deze inhoud niet eens was, en bezwaar had tegen de door [eiser] in de overeenkomst opgenomen eenmalige vergoeding voor zijn werkzaamheden, had hij van ondertekening af kunnen zien. Dat [gedaagde] nu achteraf het in rekening brengen van een vergoeding naast de provisie die [eiser] ontvangt van de verzekeringmaatschappij als kennelijk onredelijk c.q. onwenselijk beschouwt, maakt nog niet dat deze vergoeding onrechtmatig of kennelijk onredelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] het betoog van [gedaagde] aangaande de gestelde onredelijk bezwarendheid voldoende heeft weerlegd.
5.4.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] de gevorderde facturen aan [eiser] moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als gevorderd nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
5.5.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.
5.7.
Op hetgeen verder nog door partijen wordt aangevoerd zal de kantonrechter niet ingaan nu dit niet tot een andere beslissing leidt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.055,35, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 900,00 vanaf 3 september 2020 tot aan de dag van de gehele betaling, een en ander een bedrag van € 25.000,00 niet te boven gaand;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,89
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 248,00;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter