ECLI:NL:RBNHO:2021:2357

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
8913399 \ CV EXPL 20-6774
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en beoordeling van mondelinge overeenkomsten

In deze zaak heeft Piet Has Automobielen B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeert, met betrekking tot onbetaalde facturen voortvloeiend uit een koopovereenkomst en aanvullende werkzaamheden aan een auto. De vordering is ingesteld op 30 november 2020, en de kantonrechter heeft op 17 maart 2021 uitspraak gedaan. Piet Has vordert een totaalbedrag van € 3.496,30, bestaande uit hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft de vordering betwist en aangevoerd dat er een nieuwe mondelinge overeenkomst is gesloten met de eigenaar van Piet Has, waardoor zijn betalingsverplichtingen zijn opgeschort. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor deze nieuwe afspraken en dat hij in gebreke is gebleven met de betaling van de openstaande facturen. De kantonrechter heeft de vordering van Piet Has toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8913399 \ CV EXPL 20-6774 (TB)
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Piet Has Automobielen B.V.
gevestigd te Hoorn
eiseres
verder te noemen: Piet Has
gemachtigde: M.G. Lasonder
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
Piet Has heeft bij dagvaarding van 30 november 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Piet Has heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven, die hij mondeling heeft toegelicht.

2.De feiten

2.1.
Tussen Piet Has en [gedaagde] is op 10 september 2016 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een auto van het merk Renault, type Megane, voor een totaalbedrag van € 2.750,00. Partijen zijn voor dit bedrag een betalingsregeling overeengekomen van € 250,00 per maand. In het kader daarvan heeft [gedaagde] in mindering voldaan een totaalbedrag van € 500,00.
2.2.
Op 12 september 2016 heeft Piet Has aan [gedaagde] een factuur voor een bedrag van € 108,82 toegezonden voor brandstofkosten van een door [gedaagde] geleende leenauto.
2.3.
Op 21 september 2016 heeft Piet Has aan [gedaagde] een factuur voor een bedrag van € 5,35 toegezonden voor brandstofkosten van een door [gedaagde] geleende leenauto.
2.4.
Op 5 januari 2017 heeft Piet Has in opdracht en voor rekening van [gedaagde] werkzaamheden verricht aan de auto van [gedaagde] , onder bijlevering van benodigde materialen, en heeft Piet Has hiervoor een factuur aan [gedaagde] gestuurd van € 155,68.
2.5.
Tussen Piet Has en [gedaagde] is op of omstreeks 21 februari 2017 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een auto van het merk Ford, type Focus, voor een totaalbedrag van € 950,00.
2.6.
Op 10 mei 2017 heeft Piet Has [gedaagde] verzocht om de openstaande facturen te betalen. Daarbij is een bedrag van € 800,00 in mindering gebracht in verband met de opbrengst van een wrak. Het openstaande totaalbedrag bedraagt € 2.669,85.

3.De vordering

3.1.
Piet Has vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 3.496,30 (€ 2.669,85 aan hoofdsom, € 434,46 aan rente en € 391,99 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de overeengekomen rente gelijk aan de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 28 november 2020 tot aan de dag van algehele betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Piet Has legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met tijdige betaling van de openstaande facturen. [gedaagde] heeft de vordering diverse malen erkend. Piet Has en haar gemachtigde hebben [gedaagde] verschillende malen aangemaand de hoofdsom te betalen. Daarom is [gedaagde] naast de hoofdsom ook de overeengekomen wettelijke rente en incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat hij met Jan Piet Has, de eigenaar van Piet Has, steeds mondeling is overeengekomen dat hij zijn betalingsverplichting zal nakomen, zodra hij in de strafrechtelijke en civielrechtelijke procedures waarin hij als slachtoffer is verwikkeld, duidelijkheid krijgt. De oorspronkelijke overeenkomst is daarmee vervangen door een nieuwe ‘mondelinge’ afgesloten overeenkomst.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] € 2.669,85 aan Piet Has is verschuldigd. In beginsel is [gedaagde] daarom gehouden om dat bedrag te voldoen.
5.2.
De kantonrechter leidt uit het verweer van [gedaagde] af dat hij zijn betalingsverplichtingen heeft opgeschort op grond van nieuwe afspraken die hij heeft gemaakt met Jan Piet Has. Volgens [gedaagde] is hij met Jan Piet Has overeengekomen dat zijn betalingsverplichtingen worden opgeschort, totdat er in de lopende juridische procedures waarin [gedaagde] verwikkeld is, uitspraak is gedaan.
5.3.
Piet Has ontkent dat de oorspronkelijke overeenkomsten zijn vervangen door een nieuwe mondelinge overeenkomst. [gedaagde] heeft Piet Has op de hoogte gebracht van zijn reden van wanbetaling, maar Piet Has heeft meerdere malen verklaard niet meer akkoord te gaan met enig uitstel van betaling en heeft [gedaagde] daarvan zowel telefonisch als schriftelijk op de hoogte gesteld. Het is niet aan [gedaagde] om te bepalen wanneer hij tot betaling overgaat. [gedaagde] heeft meerdere keren beloofd dat het goed zou komen, echter tot op heden is er nog geen factuur betaald, aldus steeds Piet Has.
5.4.
Het verweer van [gedaagde] kan worden aangemerkt als een bevrijdend verweer. Volgens de hoofdregel voor verdeling van de bewijslast, zoals opgenomen in artikel 150 Rv, is het dan aan [gedaagde] om te stellen, en zo nodig, bewijzen dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit onvoldoende heeft gedaan. Dat nadere afspraken zijn gemaakt blijkt nergens uit. Bovendien heeft [gedaagde] geen bewijs aangeboden van het bestaan van een afwijkende afspraak, zodat de kantonrechter ook daarom niet aan het geven van een bewijsopdracht toekomt.
5.5.
De conclusie van het voorgaande is dat het beroep op opschorting van de betalingsverplichting door [gedaagde] niet op gaat. Financieel onvermogen of betalingsonmacht ligt in de risicosfeer van [gedaagde] en ontslaat hem niet van zijn betalingsverplichtingen ten opzichte van Piet Has.
5.6.
De vordering van Piet Has tot betaling van de hoofdsom zal daarom worden toegewezen.
5.7.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 391,99 ook toewijzen, omdat is voldaan aan de wettelijke eisen daarvoor. De kosten zijn ook in overeenstemming met het wettelijk tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe [gedaagde] zal worden veroordeeld.
5.8.
Ten aanzien van de gevorderde rente beroept Piet Has zich primair op artikel 16.5 van de algemene voorwaarden BOVAG, waarin staat dat de verkoper/reparateur de wettelijke rente in rekening mag brengen. Piet Has heeft in de stukken echter niet toegelicht hoe de rente tot de dagvaarding is berekend en haar vordering in zoverre onvoldoende onderbouwd. De hoogte van de gevorderde rente doet vermoeden dat van een ander, hoger percentage uit is gegaan dan dat van de wettelijke rente. De kantonrechter zal daarom de subsidiair gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW toewijzen vanaf de respectieve vervaldata van de facturen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Piet Has van € 3.061,84, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW over € 2.669,85 vanaf de respectieve vervaldata van de facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Piet Has tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 86,85
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 436,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter