7.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is in de avond van 1 juli 2020 – na alcohol te hebben gedronken – de openbare basisschool waar zijn zoon destijds op zat, binnengereden. De verdachte is, na eerst met zijn auto door het gesloten hek van het schoolplein te zijn gereden, met zijn auto de centrale gang ingereden, om zich uiteindelijk aan het einde van deze gang klem te rijden en heeft daarbij de toegangsdeur en deuren in de gang vernield. Die avond waren er vanwege het afscheid van groep 8 rond de 60 personen in de gymzaal van de school aanwezig, waaronder ongeveer 16 kinderen. Kort voordat de verdachte met zijn auto de centrale gang inreed, hadden zich daar nog mensen bevonden. Dat er mensen in de school aanwezig waren, moet voor de verdachte duidelijk zijn geweest.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig en schokkend feit dat een poging tot zware mishandeling van de aanwezigen in de school inhoudt. Dat geen van de aanwezigen in de school ernstig gewond is geraakt, is niet meer dan een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan de verdachte te danken is. De gebeurtenis heeft niet alleen diepe indruk gemaakt op de mensen die de bewuste avond in de school aanwezig waren, maar ook op al die anderen (leerlingen, ouders leerkrachten en ondersteunend personeel) die op enigerlei wijze aan de school verbonden zijn.
In het bijzonder op de kinderen van groep 8 moet deze avond een grote impact hebben gehad. Hun afscheidsavond werd door toedoen van de verdachte ruw verstoord. Zij zullen zich hun afscheidsavond blijven herinneren, maar niet op de manier die hun gegund was. Ook de benadeelde partij, [de benadeelde partij] , als leerkracht verbonden aan de school en destijds de juf van de zoon van de verdachte, heeft daar in haar schriftelijke slachtofferverklaring op gewezen.
Daarnaast heeft de verdachte direct nadat hij in de centrale gang de auto uitstapte tot aan het moment dat hij buiten op het schoolplein werd aangehouden, zich verbaal agressief gedragen en [de benadeelde partij] bedreigd met een levensmisdrijf. Hoewel hij zelf heeft verklaard het niet meer te weten, lijkt dit voort te komen uit een besluit van de juf om de zoon van de verdachte in een andere klas dan zijn vriendje te plaatsen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij [de benadeelde partij] , die met het nemen van dat besluit gewoon haar werk verrichtte, zoveel angst heeft aangejaagd.
De slachtofferverklaring van [de benadeelde partij] , die ter terechtzitting is voorgedragen, heeft veel indruk gemaakt. Niet alleen door de beschrijving van de gevolgen die de gebeurtenis voor het slachtoffer heeft, maar ook doordat zij oog heeft voor de gevolgen voor de verdachte en zijn gezin.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf van langere duur gepast en gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft de proceshouding van de verdachte ten voordele meegewogen in de bepaling van de strafmaat. Hoewel de vraag waarom hij de school is ingereden onbeantwoord is gebleven, heeft de verdachte diep berouw betoond over hetgeen hij heeft gedaan en was hij ter terechtzitting op verschillende momenten, in het bijzonder tijdens het aanhoren van de woorden van de benadeelde partij, zeer geëmotioneerd. De verdachte heeft zijn berouw tot uitdrukking gebracht door in zijn laatste woord zijn spijt te betuigen over het gebeurde, in het bijzonder ook jegens de benadeelde partij.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de straf ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarover hij ter terechtzitting heeft verklaard en zoals die uit de stukken blijken.
Uit het op naam van de verdachte staand uittreksel van zijn strafblad van 3 februari 2021 blijkt dat de verdachte eerder voor een soortgelijke feit is veroordeeld als het gaat om bedreiging en vernieling maar dat hetgeen op het strafblad wordt vermeld dateert van lang geleden.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 7 januari 2021 van [reclasseringswerker], als reclasseringswerker verbonden aan [de reclassering]. Daarnaast heeft de rechtbank in haar overwegingen betrokken de rapporten van [deskundige 1], klinisch neuropsycholoog en [deskundige 2], GZ-psycholoog, gedateerd respectievelijk 18 december 2020 en 9 december 2020.
Uit voornoemde rapporten komt naar voren dat er bij de verdachte een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke trekken en een lichte stoornis in alcoholgebruik is vastgesteld. Van deze stoornissen was sprake ten tijde van het ten laste gelegde en deze hebben de gedragingen van de verdachte destijds ten dele beïnvloed. De verdachte is gekenschetst als iemand die niet goed om kan gaan met zijn emoties, waardoor spanningen zich ongemerkt enorm kunnen opbouwen. Daarnaast had de verdachte in de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde te maken met veel ingrijpende gebeurtenissen en stressoren in zijn familie. De deskundige heeft de indruk dat de emotionele draagkracht van de verdachte hierdoor overmatig onder druk is komen te staan. Onder invloed van alcohol zijn de remmingen van de verdachte over zijn onderdrukte spanningen en boosheid vermoedelijk komen weg te vallen, waardoor hij door deze emoties werd overspoeld. Geadviseerd wordt dan ook om hem de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Met de conclusie van deze rapporten kan de rechtbank zich verenigen en de rechtbank zal de verdachte het bewezenverklaarde daarom slechts in verminderde mate toerekenen bij de bepaling van de strafmaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en verplichte begeleiding door [de reclassering] noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Tevens acht de rechtbank een contactverbod met [de benadeelde partij] noodzakelijk, alsmede een locatieverbod voor de omgeving van basisschool [basisschool] . Dergelijke verboden zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Volgens de deskundige [deskundige 2] is een ambulante behandeling binnen een forensisch psychiatrische polikliniek gericht op persoonlijkheidsproblematiek geïndiceerd om de kans op recidive te verkleinen. Zolang de problematiek van verdachte niet is behandeld, blijft er een kans dat emoties en spanningen opnieuw oplopen. Er moet gelet op de thans onbehandelde persoonlijkheidsproblematiek ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.