Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8166032 \ CV EXPL 19-17726
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
een rechtspersoon naar het recht van Duitsland
Flightright GMBH
gevestigd te Hamburg (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen Flightright
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KLM Cityhopper B.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer
1.Het procesverloop
1.1.
Flightright heeft bij dagvaarding van 24 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Flightright heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.
2.De feiten
2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagier diende te vervoeren van Sandefjord (Noorwegen) via Amsterdam-Schiphol Airport naar Düsseldorf (Duitsland) op 22 oktober 2018.
2.2.
De vlucht van Sandefjord naar Amsterdam-Schiphol Airport (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft zijn gepretendeerde vordering gecedeerd aan Flightright.
2.4.
Flightright heeft namens de passagier compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
3.De vordering
3.1.
Flightright vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
Flightright heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Flightright stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.
4.Het verweer
4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de annulering van de vlucht het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. De vlucht maakt onderdeel uit van de rotatie Amsterdam - Sandefjord-Torp - Amsterdam. De onderhavige rotatie zou worden uitgevoerd met toestel PH-EZP en is zes minuten voor schema vanuit Amsterdam vertrokken. Tijdens de daling van flightlevel 390 naar 330 voor landing op de luchthaven Sandefjord-Torp werd het toestel enkele seconden onverwacht getroffen door zeer zware turbulentie. Als gevolg van de turbulentie heeft het toestel 5 tot 10 seconden de maximaal toegestane snelheid overschreden. Er was sprake van zogenaamde overspeed. Het toestel werd dermate hard getroffen waardoor er een “Severe Turbulence Inspection” en “Phase -I inspection” aan het toestel moest worden uitgevoerd alvorens er weer met het toestel mocht worden gevlogen. De inspectie mag alleen worden uitgevoerd door een daartoe gecertificeerde engineer, die moest worden ingevlogen. Met het invliegen van engineers en het uitvoeren van de inspectie is een aanzienlijke tijd gemoeid. De vervoerder heeft derhalve de vlucht geannuleerd en alle passagiers omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief.
5.De beoordeling
5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen.
5.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder voldoende toegelicht en onderbouwd dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren, op de direct voorafgaande vlucht te kampen had met zware turbulentie en als gevolg daarvan aan een noodzakelijke vliegveiligheidsinspectie moet worden onderworpen. Flightright betwist dit ook niet, maar stelt dat turbulentie wordt veroorzaakt door weersomstandigheden. Uit overweging 14 van de considerans van de Verordening volgt dat voor een beroep op buitengewone omstandigheden sprake moet zijn van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd. Aangezien de weersomstandigheden zich hebben voorgedaan op de voorafgaande vlucht kunnen deze niet doorwerken op de vlucht in kwestie, aldus Flightright.
5.5.
Anders dan Flightright stelt, is de kantonrechter van oordeel dat weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid kunnen opleveren die ook kunnen doorwerken op een direct opvolgende vlucht. In het onderhavige geval is de vlucht geannuleerd vanwege weersomstandigheden tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht en een vliegveiligheidsprobleem, te weten turbulentie en de daarop volgende verplichte veiligheidsinspectie. Deze omstandigheden worden aangemerkt als buitengewoon en werken door op de onderhavige vlucht. Onbetwist is immers dat het toestel hierdoor haar weg niet kon vervolgen en derhalve was verhinderd, zoals bedoeld in overweging 14 van de considerans.
5.6.
Verder heeft de vervoerder toegelicht dat zij er alles aan heeft gedaan om de gevolgen van de buitengewone omstandigheden zo beperkt mogelijk te houden. De vervoerder heeft de passagier direct omgeboekt naar de eerste beschikbare alternatieve vlucht. Niet gebleken is dat er in de gegeven omstandigheden meer van de vervoerder kon worden verwacht. De door Flightright verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Flightright, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van Flightright, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
6.De beslissing
De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Flightright tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt Flightright tot betaling van € 37,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter