In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij United Airlines Inc. De passagier had een vordering ingesteld wegens vertraging van zijn vlucht van Amsterdam naar Toronto op 12 december 2017. De passagier claimde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagier arriveerde met meer dan drie uur vertraging op zijn eindbestemming en vorderde een schadevergoeding van € 600,00, alsook buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk hevige sneeuwval op Schiphol, die leidde tot capaciteitsproblemen bij de de-icing procedure. De vervoerder stelde dat zij geen invloed had op de weersomstandigheden en dat de vertraging niet aan haar kon worden toegerekend. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in de Verordening. De kantonrechter wees de vordering van de passagier af, omdat de vervoerder had voldaan aan haar verplichtingen en de passagier niet had aangetoond dat de vervoerder niet alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken.
De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, aangezien de passagier ongelijk kreeg in zijn vordering. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskosten onmiddellijk moesten worden betaald, ongeacht een eventuele hoger beroep.