ECLI:NL:RBNHO:2021:2293

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8135474 \ CV EXPL 19-16837
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie luchtvervoer bij langdurige vertraging door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines Aktiengesellschaft wegens compensatie voor een langdurige vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Valencia via Zürich op 15 mei 2019. De passagiers claimen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vervoerder heeft de vordering betwist en zich beroepen op buitengewone omstandigheden, namelijk dat de luchtverkeersleiding vanwege slechte weersomstandigheden een nieuw slot heeft opgelegd, wat leidde tot de vertraging.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers aan hun substantiëringsplicht hebben voldaan. De kern van het geschil was of de vervoerder compensatie verschuldigd was, gezien de vertraging van meer dan drie uur. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 5, lid 3 van de Verordening. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers niet tijdig in Zürich waren aangekomen door het intrekken van het oorspronkelijke slot, wat een buitengewone omstandigheid opleverde.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering tot betaling van compensatie afgewezen en de passagiers veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8135474 \ CV EXPL 19-16837
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss Internationak Air Lines Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Bazel (Zwitserland), onder andere kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 25 september 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich Airport (Zwitserland) naar Valencia Airport (Spanje) op 15 mei 2019.
2.2.
De vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport naar Zurich heeft vertraging opgelopen, waarna de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
Airhelp heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij beroept zich op buitengewone omstandigheden en voert daartoe aan dat de vlucht gepland stond om 07:45 uur UTC te vertrekken. Om 05:45 uur UTC werd het slot echter vanwege de weersomstandigheden door de luchtverkeersleiding ingetrokken en vervangen door een slot van 08:50 uur UTC. Vervolgens is om 08:11 uur UTC een slot van 08:48 uur UTC opgelegd. Het toestel heeft dit slot gebruikt en is om 08:45 uur UTC opgestegen. De passagiers zijn vervolgens om 11:54 uur UTC, met een vertraging van 44 minuten, in Zurich aangekomen en hebben de aansluitende vlucht die gepland stond om 11:50 uur UTC gemist. De bemanning van de vlucht moest gevolg geven aan de instructies van de luchtverkeersleiding, ongeacht de reden waarom een nieuw slot is opgelegd. De vervoerder heeft de passagiers vervolgens omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht met plaats naar Valencia.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De vervoerder heeft betoogd dat de passagiers niet aan hun substantiëringsplicht hebben voldaan omdat zij hebben nagelaten te vermelden hoe laat zij in Valencia zijn aangekomen. De kantonrechter overweegt dat de substantiëringsplicht niet inhoudt dat de passagiers de exacte aankomsttijd op de eindbestemming en de manier waarop zij daarheen zijn vervoerd vermeldt, maar het weergeven van bekende verweren van gedaagde en de gronden daarvoor, zodat het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk wordt weergegeven. Gesteld noch gebleken is dat het verweer van de vervoerder reeds bij de passagiers bekend was. De kantonrechter zal dan ook aan dit verweer van de vervoerder voorbijgaan. Voor zover de vervoerder heeft bedoeld dat de passagiers niet hebben voldaan aan de stelplicht, wordt opgemerkt dat de passagiers bij repliek hebben gesteld dat zij met de door de vervoerder aangeboden alternatieve vlucht om 19:05 uur in Valencia zijn aangekomen, hetgeen de vervoerder niet heeft betwist. Hiermee is het gebrek in de stelplicht van de passagiers hersteld. De kantonrechter oordeelt dat de vervoerder hierdoor niet in haar procesbelang is geschaad, nu de vervoerder de gelegenheid had hierop bij dupliek te reageren en zij ook al in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering, welk verweer niet afhankelijk is van de precieze aankomsttijd van de passagiers op de eindbestemming.
5.3.
De kern van het geschil is of de vervoerder de passagiers compensatie verschuldigd is in verband met de vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming. De vervoerder is niet verplicht compensatie te betalen, als zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen.
5.4.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.5.
De kantonrechter overweegt dat het intrekken en het opleggen van een later slot kan worden gezien als een besluit van de luchtverkeersleiding ten aanzien van een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in de zin van overweging 15 van de considerans van de Verordening, zodat het een buitengewone omstandigheid kan opleveren. De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat luchtverkeersbeheer als gevolg van weersomstandigheden een nieuw slot heeft opgelegd aan de vlucht. De passagiers stellen dat geen sprake was van een langdurige vertraging in de zin van de Verordening door het intrekken van het slot, maar juist door het missen van de vlucht naar Valencia, als gevolg van de geringe overstaptijd. De kantonrechter overweegt dat het missen van de vlucht naar Valencia een direct gevolg is van het intrekken van het oorspronkelijke slot en het opleggen van een nieuw - later - slot door de luchtverkeersleiding. Indien het oorspronkelijke slot niet door de luchtverkeersleiding was ingetrokken zouden de passagiers tijdig in Zürich zijn aangekomen. Daarbij heeft de vervoerder voldoende toegelicht dat de passagiers de aansluitende vlucht niet konden halen, ook al is de aansluitende vlucht met vertraging vertrokken. Voorts is anders dan door de passagiers wordt gesteld, niet gebleken dat de vertraging is ontstaan omdat te Amsterdam geen rekening is gehouden met voldoende omdraaitijd. Uit de overgelegde slotberichten volgt immers dat het toestel om 07:45 uur UTC klaar stond voor vertrek. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de langdurige vertraging is ontstaan door het intrekken van het oorspronkelijke slot en dat deze omstandigheid kan worden aangemerkt als een buitengewone omstandigheid.
5.6.
De vervoerder heeft voldoende onderbouwd dat de minimale overstaptijd op de luchthaven van Zürich voor de onderhavige vlucht 30 minuten beloopt. Niet in geschil is dat de overstaptijd voor de vlucht 40 minuten beloopt. Dit houdt in dat de passagiers een buffer hadden van 10 minuten om de aansluitende vlucht te halen, hetgeen door de kantonrechter als onvoldoende wordt gekwalificeerd omdat in beginsel een minimale buffer van 20 minuten noodzakelijk wordt geacht. De vervoerder heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de vertraging te Zürich 45 minuten beliep, zodat de passagiers, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. Anders dan de passagiers is de kantonrechter van oordeel dat in onderhavige geval niet van de vervoerder kon worden verwacht dat zij bij de omstandigheid dat de luchtverkeersleiding voor vertrek een nieuwe slottijd oplegt aan de vlucht, voor de passagiers van die vlucht die nog een overstap naar een volgende vlucht hebben onderzoekt of zij hierdoor nog hun overstap kunnen halen en vervolgens de mogelijkheden onderzoekt of de vertraging kan worden beperkt door rechtstreeks of via een andere overstaphaven te reizen. Door de passagiers is niet betwist dat zij te Zürich zijn omgeboekt op de eerstvolgende vlucht naar Valencia. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet meer van de vervoerder kon worden verwacht. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt afgewezen.
5.3.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter