In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen American Airlines Inc. wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar San Jose, Puerto Rico op 8 februari 2018. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk sterke tegenwind die leidde tot een extra tussenstop voor brandstof. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van deze omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De vordering tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening werd afgewezen. Echter, de kantonrechter kende wel de gevorderde additionele kosten van € 72,80 toe, omdat de vervoerder niet had voldaan aan haar verplichtingen onder artikel 9 van de Verordening om hotelaccommodatie aan te bieden. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat zij grotendeels ongelijk kregen. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen op 10 maart 2021.