ECLI:NL:RBNHO:2021:2291

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8251281 \ CV EXPL 20-60
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie van passagiers wegens vermeende annulering van vlucht

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Cathay Pacific Airways Limited, omdat zij compensatie eisen voor een vermeende annulering van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Hong Kong op 12 januari 2019. De passagiers zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht op 13 januari 2019 en arriveerden met een vertraging van 2 uur en 53 minuten op hun eindbestemming. De passagiers stellen dat zij recht hebben op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering of langdurige vertraging van vluchten.

De vervoerder, Cathay Pacific, betwist de vordering en stelt dat de oorspronkelijke vlucht niet is geannuleerd, maar met een vertraging van 28 uur en 12 minuten is uitgevoerd. De vervoerder heeft de passagiers een alternatieve vlucht aangeboden, waardoor zij met minder dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers geen recht hebben op compensatie, omdat de vertraging op de eindbestemming minder dan drie uur bedroeg en de vlucht niet als geannuleerd kan worden beschouwd volgens de geldende regelgeving.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken op 3 maart 2021 door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8251281 \ CV EXPL 20-60
Uitspraakdatum: 3 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats] (Indonesië)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde Van Schendel & Partners
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Cathay Pacific Airways Limited
statutair gevestigd te Hong Kong mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. de Wijs

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 27 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan laatstgenoemde de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Hong Kong op 12 januari 2019 en vervolgens op 13 januari 2019 naar Jakarta (Indonesië) .
2.2.
De passagiers zijn omgeboekt naar een vlucht op 13 januari 2019 en met een vertraging van 2 uur en 53 minuten op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2019, althans vanaf 6 maart 2019, althans vanaf 30 maart 2019, althans vanaf 20 juni 2019, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 217,80 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de oorspronkelijke vlucht van de passagiers niet is geannuleerd maar met een vertraging van 28 uur en 12 minuten is uitgevoerd. De vervoerder heeft de passagiers voortijdig een alternatieve vlucht geboden van Garuda Indonasia waarmee zij met minder dan drie uur vertraging naar de eindbestemming zijn gebracht. De passagiers hebben derhalve geen recht op compensatie.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is in geschil of de oorspronkelijke vlucht van de passagiers van Amsterdam-Schiphol Airport naar Hong Kong is geannuleerd, waarna de passagiers zijn omgeboekt of dat slechts sprake is van vertraging. In artikel 5, eerste lid, onder c, sub iii van de Verordening is bepaald dat –indien een annulering minder dan zeven dagen voor vertrek is meegedeeld - de passagiers bij annulering van de vlucht recht hebben op compensatie, tenzij aan de passagiers een andere vlucht wordt aangeboden die niet eerder dan één uur voor de geplande vertrektijd vertrekt en hen minder dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming brengt. Vast staat dat de vervoerder de passagiers geen vlucht heeft aangeboden als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, sub iii van de Verordening – vanaf “tenzij”-. De passagiers zijn immers meer dan twee uur later dan de geplande aankomsttijd op de eindbestemming aangekomen. Ten aanzien van vertraagde vluchten geldt dat de passagiers aanspraak maken op compensatie wanneer zij hun eindbestemming drie of meer uren na de oorspronkelijk geplande aankomsttijd hebben bereikt. Niet in geschil is dat de vertraging op de eindbestemming minder dan drie uur bedraagt.
5.3.
In de Verordening wordt een annulering gedefinieerd als het niet uitvoeren van een geplande vlucht waarop ten minste één plaats was geboekt. De vervoerder voert aan dat de oorspronkelijke vlucht met een vertraging van 28 uur en 12 minuten is uitgevoerd en heeft daartoe twee screenshots overgelegd uit - naar de kantonrechter begrijpt - haar eigen systeem. De vervoerder heeft verder toegelicht dat uit het tweede screenshot waarin staat ‘TDA 28/12’ volgt dat de ‘Time Difference of Arrival’ (TDA) 28 uur en 12 minuten bedraagt. Voorts verwijst zij naar productie 2 bij dagvaarding waarin staat: ‘departure status: No status Derivable (departed of de ground)’ waaruit volgens de vervoerder volgt dat het toestel is opgestegen en waaruit ook volgt dat het toestel is aangekomen bij terminal 1. De vervoerder heeft daarbij gemotiveerd weersproken dat de vervoerder de vlucht heeft gekwalificeerd als geannuleerd, zoals de passagiers stellen. De vervoerder heeft toegelicht dat met de term ‘vluchtannulering’ geen annulering in de zin van de Verordening wordt bedoeld, maar dat het een automatische tekst van het reserveringssysteem betreft: als gevolg van de omboeking valt de gereserveerde stoel vrij, aldus de vervoerder. Eveneens heeft de vervoerder gemotiveerd weersproken dat de oorspronkelijke vlucht met een ander toestel is uitgevoerd en daarom als geannuleerd kan worden beschouwd. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de oorspronkelijke vlucht van de passagiers is geannuleerd. Gelet op de duur van de vertraging op de eindbestemming hebben de passagiers derhalve geen recht op compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening.
5.4.
Voor zover de passagiers hebben bedoeld te stellen dat ten aanzien van passagier sub 1 door middel van aanbod en aanvaarding een overeenkomst tot betaling van compensatie is overeengekomen overweegt de kantonrechter dat de vervoerder gemotiveerd heeft weersproken dat sprake is van aanvaarding aan de zijde van de passagier(s) aangezien de passagier niet akkoord is gegaan met het aangeboden bedrag van € 300,00.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 93,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening.
6.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter