In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van een vlucht van Frankfurt naar Miami op 1 september 2019. De annulering vond plaats vanwege voorspelde weersomstandigheden in verband met orkaan Dorian, die de veiligheid van de vlucht in gevaar zouden kunnen brengen. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwistte deze vordering en stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Verordening. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de annulering niet inherent was aan de normale activiteiten van de luchtvaartmaatschappij en de vervoerder geen invloed had op de weersomstandigheden. De passagier had niet kunnen aantonen dat er alternatieve vluchten beschikbaar waren die eerder naar Miami hadden kunnen vliegen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en de proceskosten voor rekening van de passagier gesteld. Dit vonnis benadrukt de strikte voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden om compensatie aan passagiers te vermijden.