ECLI:NL:RBNHO:2021:2284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8258999 \ CV EXPL 20-359
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij annulering van vlucht door weersomstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft. De passagier had een vordering ingesteld wegens de annulering van een vlucht van Frankfurt naar Miami op 1 september 2019. De annulering vond plaats vanwege voorspelde weersomstandigheden in verband met orkaan Dorian, die de veiligheid van de vlucht in gevaar zouden kunnen brengen. De passagier vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder betwistte deze vordering en stelde dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van de vlucht inderdaad het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals bedoeld in de Verordening. De rechter oordeelde dat de vervoerder niet aansprakelijk was voor de compensatie, omdat de annulering niet inherent was aan de normale activiteiten van de luchtvaartmaatschappij en de vervoerder geen invloed had op de weersomstandigheden. De passagier had niet kunnen aantonen dat er alternatieve vluchten beschikbaar waren die eerder naar Miami hadden kunnen vliegen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de passagier afgewezen en de proceskosten voor rekening van de passagier gesteld. Dit vonnis benadrukt de strikte voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden om compensatie aan passagiers te vermijden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8258999 \ CV EXPL 20-359
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 5 december 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt naar Miami op 1 september 2019.
2.2.
De vlucht van Frankfurt naar Miami (hierna: de vlucht) is geannuleerd.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de vervoerder de vlucht op 31 augustus 2019 heeft geannuleerd in verband met de verwachte en voorspelde weersomstandigheden boven Florida op het beoogde tijdstip van aankomst, gelet op orkaan Dorian. De luchthavens van Florida waren in verband met de orkaan “no go-areas”; het was waarschijnlijk dat niet in Miami kon worden geland. Gelet op de duur van de vlucht van Frankfurt naar Miami van 10 uur, moet ver vooruit worden gekeken. Het toestel kon alleen uit Frankfurt vertrekken indien op het moment van vertrek kon worden verwacht dat in Miami kon worden geland en indien in Miami niet kon worden geland, uitwijkluchthavens beschikbaar zouden zijn. Aan deze voorwaarden werd niet voldoen, omdat de luchthavens van Tampa en Orlando in dezelfde gevarenzone lagen. In kwesties waarbij een orkaan is betrokken geldt slechts één criterium; de veiligheid van vliegtuig en inzittenden. Op 31 augustus 2019 besloot de vervoerder dat het niet veilig was om de vlucht uit te voeren.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld noch gebleken is dat de vervoerder zich kan beroepen op artikel 5, eerste lid, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het bepaalde in de considerans van de Verordening onder 14, kunnen weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen een buitengewone omstandigheid opleveren.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat het begrip ‘buitengewone omstandigheden’ in de context van het luchtvervoer een gebeurtenis betreft die niet inherent is aan de normale activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en waarop de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen wegens de aard en oorsprong van die gebeurtenis. Onbetwist is dat op 31 augustus 2019 niet duidelijk was of orkaan Dorian boven Miami actief zou zijn. Niet in geschil is dat de vlucht is geannuleerd op grond van inschattingen hoe de weersomstandigheden zouden zijn boven Florida op het tijdstip van de beoogde aankomst van de vlucht (14:50 uur lokale tijd). De passagier stelt dat de orkaan Dorian zich ten tijde van de geplande aankomsttijd boven de Bahama’s bevond en daarmee ver verwijderd van Miami. Daarbij heeft de orkaan het vliegverkeer van en naar Miami niet verhinderd, aldus de passagier. Ter onderbouwing van haar stelling heeft de passagier een lijst overgelegd van vluchten die rond het (beoogde) aankomsttijdstip zijn uitgevoerd. Hieruit volgt dat slechts zeven van de 106 vluchten zijn geannuleerd. De vervoerder heeft hierop gemotiveerd en onderbouwd aangevoerd dat ten eerste de lijst is beperkt in tijd en daarmee geen volledig beeld geeft en ten tweede de onderhavige vlucht niet kan worden vergeleken met de vluchten genoemd in de lijst. De vervoerder voert hiertoe aan dat het voor de andere vluchten eenvoudiger is geweest om te besluiten om de vlucht wel of niet uit te voeren, aangezien hiervoor minder vooruit hoefde worden gekeken. De genoemde vluchten konden uitwijken dan wel terugkeren. De onderhavige vlucht naderde Miami niet over land maar over de Atlantische Oceaan, zonder uitwijkluchthaven en zonder naar Frankfurt terug te kunnen keren. De kantonrechter volgt de vervoerder in haar verweer. De conclusie is dan ook dat sprake is geweest van (voorspelde) weersomstandigheden op grond waarvan de vervoerder in het kader van de vliegveiligheid de afweging heeft gemaakt om de vlucht te annuleren, zodat de omstandigheden in het onderhavige geval buitengewone omstandigheden opleveren. Dat achteraf is gebleken dat de Dorian zich op het geplande tijdstip van aankomst niet boven Miami bevond, doet hieraan niet af.
5.4.
Verder heeft de vervoerder toegelicht dat zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging op de eindbestemming te beperken. De vervoerder heeft toegelicht dat zij de passagier zo spoedig mogelijk heeft omgeboekt naar de eerste beschikbare vlucht waarop plaats voor de passagier was. De passagier stelt dat zij met een omboeking naar vlucht OR 317 eerder op de eindbestemming zou zijn aangekomen, maar laat na aan te tonen dat op deze vlucht nog plek voor haar beschikbaar was. Niet gebleken is dat er in de gegeven omstandigheden meer van de vervoerder kon worden verwacht. De door de passagier verzochte compensatie met de daarover verzochte wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter