ECLI:NL:RBNHO:2021:2280

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8216293 \ CV EXPL 19-19053
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.E. van Oosten- van Smaalen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden (tyfoon Ling Ling)

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Korean Air Lines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Seoul op 7 september 2019. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 1.800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Korean Air, betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk de tyfoon Ling Ling die op dat moment boven Seoul woedde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers niet-ontvankelijk zijn in hun vordering voor zover zij hun minderjarige kind vertegenwoordigen, en dat de vervoerder niet verplicht is tot compensatie indien deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder voldoende bewijs had geleverd van de slechte weersomstandigheden en dat deze omstandigheden de tijdige uitvoering van de vlucht hebben verhinderd. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en de proceskosten werden aan hen opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8216293 \ CV EXPL 19-19053
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
3.
[passagier sub 3]
allen wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Korean Air Lines
statutair gevestigd te Seoul (Zuid-Korea), mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde P. Frühling

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 22 november 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld hebben de passagiers geen akte meer genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Incheon Airport, Seoul op 7 september 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 270,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de voorafgaande vlucht met vertraging is uitgevoerd vanwege de slechte weersomstandigheden te Seoul. Op 7 september 2019 woedde de tyfoon Ling Ling boven Seoul. Ten gevolge van deze tyfoon kon het toestel niet opstijgen en liep de voorafgaande vlucht van Seoul naar Amsterdam meerdere uren vertraging op. Ook ground handling operations kon vanwege de windsnelheden geen werkzaamheden uitvoeren, omdat de maximale windsnelheden waarbij de deuren van het toestel konden worden bediend werden overschreden. Kort voor het geplande vertrek van de voorafgaande vlucht bedroegen de windsnelheden te Seoul gemiddeld 50 knopen met rukwinden tot 66 knopen. Vanaf windsnelheden van meer dan 63 knopen spreekt men van een orkaan. De voorafgaande vlucht moest dan ook worden uitgesteld totdat de windsnelheden zouden afnemen. De vlucht is zo spoedig mogelijk na het verbeteren van de weersomstandigheden vertrokken en met een vertraging van 6 uur en 56 minuten, en is om 01:51 uur lokale tijd, te Schiphol aangekomen. De vlucht in kwestie kon echter in verband met de beperkingen op nachtvluchten niet direct na aankomst van het toestel vertrekken. De vervoerder was genoodzaakt te wachten tot de volgende ochtend alvorens de vlucht kon worden uitgevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat passagier sub 3 niet bekwaam is zelfstandig in rechte op te treden, nu uit de producties bij de dagvaarding blijkt dat hij minderjarig is. Om die reden zal hij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek. Voor zover passagier sub 1 dan wel passagier sub 2 meent op te treden als wettelijk vertegenwoordiger van zijn of haar minderjarige kind als eisende partij in de procedure is daarvoor op grond van artikel 1:253k in verbinding met artikel 1:349 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een (voorafgaande) machtiging van de kantonrechter vereist. De kantonrechter is niet gebleken dat de eisende partij genoemd onder 1 of sub 2, over een dergelijke machtiging beschikt en daarom zullen de wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige voor zover zij in deze procedure hun minderjarige kind vertegenwoordigen niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
5.3.
De kern van het geschil is of de vervoerder de passagiers compensatie verschuldigd is in verband met de vertraging van de vlucht. De vervoerder is niet verplicht compensatie te betalen als zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5, lid 3, van de Verordening en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen kon worden.
5.4.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 van de considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden.
5.5.
Ter onderbouwing van de slechte weersomstandigheden heeft de vervoerder METAR data van de luchthaven van Seoul overgelegd. Deze data onderschrijven dat omstreeks de geplande vertrektijd van de voorafgaande vlucht (05:05 uur UTC, 14:05 uur lokale tijd) sprake was van windsnelheden van 49 knopen en rukwinden tot 64 knopen. Voldoende gebleken is dat de weersomstandigheden dusdanig waren dat deze de tijdige uitvoering van de voorafgaande vlucht hebben verhinderd. De slechte weersomstandigheden kwalificeren dan ook als een buitengewone omstandigheid met als gevolg de vertraagde uitvoering van de vlucht. Eveneens is voldoende gebleken dat de vertraging van de voorafgaande vlucht direct effect heeft gehad op de uitvoering van de vlucht in kwestie. Deze vluchten zijn immers onderdeel van de rotatievlucht Seoul – Amsterdam - Seoul. De buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de uitvoering van de voorafgaande vlucht werken naar het oordeel van de kantonrechter dan ook door naar de vlucht in kwestie.
5.6.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij de voorafgaande vlucht zo spoedig mogelijk alsnog heeft uitgevoerd en dat er tussen de rotatievluchten een aanvullende buffer van anderhalf uur werd gehanteerd om onverwachte vertragingen op te kunnen vangen. Daarbij is niet betwist dat het toestel dusdanig laat is aangekomen dat de vervoerder vanwege de geldende nachtrestricties niet direct de vlucht in kwestie mocht uitvoeren. De vervoerder heeft bovendien gemotiveerd weersproken dat omboeking naar de door de passagiers aangewezen vlucht van KLM tot de mogelijkheden behoorde, aangezien er nog slechts één plaats beschikbaar was. De kantonrechter beantwoordt de vraag dan ook bevestigend. In de gegeven omstandigheden kon er niet immers niet meer van de vervoerder worden verwacht.
5.7.
Dat betekent dat de vordering van de passagiers moet worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen.

6.De beslissing

6.1.
verklaart passagier sub 3 niet-ontvankelijk in zijn vordering;
6.2.
verklaart passagier sub 1 en sub 2 niet-ontvankelijk in hun vordering voor zover zij in deze procedure hun minderjarige kind, passagier sub 3, vertegenwoordigen;
6.3.
wijst de vordering van passagier sub 1 en passagier sub 2 af;
6.4.
veroordeelt passagier sub 1 en passagier sub 2 tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 374,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.5.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten- van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter