ECLI:NL:RBNHO:2021:2275

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8325964 \ CV FORM 20-1672
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden bij luchtvaartclaim na vertraging

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Ryanair Limited, naar aanleiding van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Malaga op 28 oktober 2018 die meer dan drie uur vertraging opliep. De passagiers vorderden compensatie van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Ryanair, betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een vogelaanvaring tijdens de landing van een voorafgaande vlucht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht inderdaad met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Ryanair heeft technische rapporten overgelegd die bevestigden dat er een vogelaanvaring had plaatsgevonden, wat leidde tot een inspectie van het toestel. De kantonrechter oordeelde dat deze omstandigheden niet inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en dat Ryanair alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken door een ander toestel in te zetten.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8325964 \ CV FORM 20-1672
Uitspraakdatum: 17 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2.
[passagier sub 2], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: Claimingo B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Ryanair Limited
gevestigd te Dublin (Ierland)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 11 februari 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 28 juli 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport naar Malaga (Spanje) op 28 oktober 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 145,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 januari 2019 tot de datum van betaling van de kosten;
- de proceskosten, nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vlucht met een langdurige vertraging van meer dan drie uur is uitgevoerd, zodat de vervoerder in beginsel gehouden is compensatie te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In de Considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
4.3.
De vervoerder heeft aangevoerd dat op 28 oktober 2018 twee vluchten van het toestel met registratienummer EI-FOV Ryanair stonden ingepland, namelijk vlucht FR 2334 en de vlucht in kwestie FR 2335. Als gevolg van een vogelaanvaring tijdens de landing van de voorafgaande vlucht moest er een inspectie en controle worden uitgevoerd. Een vogelaanvaring is een gebeurtenis waarover Ryanair geen controle heeft bij de normale uitoefening van haar activiteiten. Omwille van de vliegveiligheid moest het toestel worden gecontroleerd en gerepareerd door een gekwalificeerde technicus. De vervoerder heeft vervolgens zo snel mogelijk een alternatief vliegtuig en een alternatieve crew ingezet om de vlucht alsnog uit te voeren, aldus de vervoerder.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met de door haar overgelegde technische rapporten voldoende aangetoond dat het toestel tijdens de voorafgaande vlucht van Malaga naar Amsterdam tijdens de landing in aanvaring met een of meerdere vogels is gekomen, waarna er een “birdstrike inspection” heeft plaatsgevonden in Amsterdam. Het toestel was daardoor niet inzetbaar voor de vlucht in kwestie van Amsterdam naar Malaga. Een vogelaanvaring is een van buiten komende oorzaak waarna een inspectie van het toestel moet plaatsvinden. Deze gebeurtenissen zijn niet inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij, zodat het in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid oplevert.
4.5.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht als gevolg van de buitengewone omstandigheid te voorkomen dan wel te beperken. De vervoerder heeft in dat kader aangevoerd dat zij zo snel mogelijk een ander toestel heeft ingezet om de vlucht alsnog – zij het vertraagd – uit te voeren. De vervoerder verwijst naar een verklaring van de afdeling “flight operations”, waaruit volgt dat een ander toestel inclusief bemanning vanuit Londen Stansted is ingevlogen. De vlucht Amsterdam – Malaga is vervolgens om 00:05 uur UTC uit Amsterdam vertrokken en om 03:07 uur UTC in Malaga gearriveerd. Niet gebleken is dat de vervoerder meer of andere maatregelen had kunnen treffen om de vertraging van de vlucht te beperken, zodat het beroep van de vervoerder op buitengewone omstandigheden slaagt. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 62,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open