In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Ryanair Limited, naar aanleiding van een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Malaga op 28 oktober 2018 die meer dan drie uur vertraging opliep. De passagiers vorderden compensatie van € 800,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De vervoerder, Ryanair, betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een vogelaanvaring tijdens de landing van een voorafgaande vlucht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht inderdaad met meer dan drie uur vertraging is uitgevoerd. De vervoerder moest aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. Ryanair heeft technische rapporten overgelegd die bevestigden dat er een vogelaanvaring had plaatsgevonden, wat leidde tot een inspectie van het toestel. De kantonrechter oordeelde dat deze omstandigheden niet inherent zijn aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij en dat Ryanair alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken door een ander toestel in te zetten.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de vervoerder. De beslissing is genomen door kantonrechter mr. S.N. Schipper en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.