ECLI:NL:RBNHO:2021:226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
11 januari 2021
Zaaknummer
15/041108-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging van een portemonnee met gevangenisstraf als gevolg

Op 6 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 17 februari 2019 te Zaandam, waar de verdachte samen met medeverdachten een portemonnee heeft gestolen van een toerist op de Zaanse Schans. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zittingen op 21 december 2020 en 5 januari 2021 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, omdat er onvoldoende bewijs zou zijn voor zowel medeplegen als medeplichtigheid.

De rechtbank heeft op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachten op slinkse wijze het slachtoffer hebben ingesloten, waardoor de portemonnee kon worden weggenomen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van diefstal in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft benadrukt dat de diefstal van een portemonnee voor een toerist in een onbekend land extra ongemak en financieel nadeel met zich meebrengt, en dat dergelijke misdrijven bijdragen aan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/041108-19
Uitspraakdatum: 6 januari 2021
Tegenspraak, na aanhouding niet verschenen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 december 2020 en 5 januari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
adres: [adres]
,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in hier te lande.
De politierechter heeft de zaak naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. Y.M. Eising en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. O.O. van der Lee, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 17 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer twee Aziatische bankpassen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 17 februari 2019 te Zaandam, gemeente Zaanstad,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben
weggenomen
een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer twee Aziatische bankpassen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen aldaar
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door tezamen met een ander of
anderen, althans alleen
- selfies/foto's te maken teneinde de doorgang van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans een tot op heden onbekend gebleven persoon te belemmeren en/of
- onnodig dicht op/voor/achter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans een tot op heden onbekend gebleven persoon te gaan staan, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , althans een tot op heden onbekend gebleven persoon en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] voor omstanders) af te schermen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit, aangezien voor zowel het medeplegen als de medeplichtigheid onvoldoende bewijs voorhanden is.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2.
Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 17 februari 2019 bevond verdachte zich samen met de drie medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de Zaanse Schans. Uit door een derde gemaakte camerabeelden - die zijn uitgekeken door een verbalisant, waarbij deze zijn bevindingen heeft vastgelegd in een proces-verbaal - blijkt dat zij die dag op enig moment richting een klein, wit bruggetje lopen. Op dit bruggetje staan verdachte en [medeverdachte 2] afzonderlijk van elkaar foto’s te maken. Het latere slachtoffer loopt het bruggetje op, waarna [medeverdachte 2] naar hem toe loopt met een toestel in zijn hand en hem lijkt te vragen een foto van hem te nemen. Hierdoor komt het slachtoffer tot stilstand aan het begin van het bruggetje. Hij neemt geen foto van [medeverdachte 2] , maar een andere voorbijganger doet dit wel, waardoor het slachtoffer niet verder kan lopen. [medeverdachte 1] gaat op dat moment direct achter het slachtoffer, tegen hem aan staan. Verdachte is van het bruggetje naar [medeverdachte 1] gelopen waarbij zij samen met [medeverdachte 3] naast [medeverdachte 1] en het slachtoffer gaat staan. Vervolgens neemt [medeverdachte 1] de portemonnee weg bij het slachtoffer.
De camerabeelden, die onderdeel uitmaken van de processtukken, geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de hiervoor weergegeven waarnemingen van de verbalisant, zoals neergelegd in diens proces-verbaal.
Kort na het stelen van de portemonnee lopen de vier verdachten gezamenlijk in de richting van een terreintje op de Zaanse Schans. Op dit terreintje bevindt zich een aantal houten tonnen. Getuige [getuige] ziet dat [medeverdachte 1] iets in een ton stopt. Even later wordt de portemonnee tussen de tonnen gevonden.
De verbalisant die de beelden uitkijkt, herkent de gevonden portemonnee als de portemonnee die door [medeverdachte 1] kort daarvoor is weggenomen bij het slachtoffer. Tevens herkent de verbalisant de persoon op de aangetroffen pasfoto’s in de portemonnee als zijnde het slachtoffer.
De hiervoor weergegeven gedragingen van de verdachte en de medeverdachten laten, in onderling verband en samenhang beschouwd, geen andere conclusie toe dan dat zij een gezamenlijke en gedeelde oriëntatie hadden op de gepleegde diefstal. De verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd die zodanig relevant en significant is dat zij als medepleger kan worden aangemerkt. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de diefstal door verdachte en diens medeverdachten. Hiermee acht de rechtbank het primair ten laste gelegde medeplegen van diefstal bewezen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 17 februari 2019 te Zaandam tezamen en in vereniging met anderen, een portemonnee (met inhoud, te weten onder meer twee Aziatische bankpassen) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het/ feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal in vereniging
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien een bewezenverklaring volgt, de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat naar de LOVS oriëntatiepunten te kijken en rekening te houden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Bij veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde feit dient de beoogde straf met één derde te worden verminderd en een straf gelijk aan het voorarrest te worden opgelegd.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen een portemonnee gestolen van een bezoeker (toerist) op de Zaanse Schans. Het nietsvermoedende slachtoffer is daar op slinkse wijze van zijn portemonnee beroofd. Verdachte heeft samen met haar medeverdachten, zo mag worden aangenomen, gedaan alsof zij medebezoekers waren en het slachtoffer dusdanig ingesloten op de brug, dat één van hen de portemonnee van het slachtoffer kon wegnemen.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat zij met haar medeverdachten naar een toeristische trekpleister met veel buitenlandse bezoekers is gegaan en daar een slachtoffer heeft uitgezocht. Zakkenrollerij veroorzaakt veel overlast op diverse toeristische plaatsen en draagt bovendien bij aan een in de maatschappij heersend gevoel van onrust en onveiligheid. De diefstal van een portemonnee veroorzaakt voor een buitenlands slachtoffer financieel nadeel en extra ongemak. Een toerist bevindt zich in een voor hem onbekend land waar veelal niet direct hulp van familie of vrienden beschikbaar is en hij de weg naar autoriteiten minder goed weet te vinden. Verdachte heeft er blijk van gegeven dat zij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het volgende wetsartikel is van toepassing:
artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
één (1) maand;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.M. Steinhaus, voorzitter,
mrs. M. Hoendervoogt en H.D. Overbeek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 januari 2021.