3.3.Oordeel van de rechtbank
De verdachte wordt verweten dat hij zich op 24 juni 2020 in een woning in Hippolytushoef samen met een of meer anderen als medepleger heeft schuldig gemaakt aan afpersing en/of diefstal met (bedreiging met) geweld van de aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat op basis van de inhoud van het dossier is komen vast te staan dat bij het begaan van het misdrijf sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader(s). Voor de beantwoording van de vraag of de verdachte (één van) de verweten feiten als medepleger heeft begaan, moet de rechtbank verder vaststellen of hij daaraan een materiële en/of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Bewijsverweer: betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever
Op 24 juni 2020 vond rond het einde van de ochtend een geweldsincident plaats in een woning in Hippolytushoef. De aangever kwam naar de betreffende woning voor een afspraak met een prostituee, met het online account ‘ [[sc]] ’. Daar aangekomen werd hij echter vastgebonden, mishandeld en bedreigd met een mes. Vrijwel direct na het incident heeft de aangever aan de politie melding gedaan van wat er in de woning was gebeurd. Vervolgens heeft hij diezelfde middag aangifte gedaan. De aangever heeft de politie op 25 en 28 juni 2020 aanvullende informatie over het incident gegeven. Op 14 en 16 juli 2020 is hij nader gehoord.
Aan de verdediging kan worden toegegeven dat er op onderdelen verschillen zijn aan te wijzen in de verklaringen van de aangever. Dit heeft vooral betrekking op de omstandigheid dat de aangever bepaalde informatie pas in tweede, derde of zelfs vierde instantie met de politie heeft gedeeld, zoals de informatie over zijn eerdere (telefonische) contacten met de betreffende prostituee en dat hij tijdens het incident door één van de daders is gefilmd en is gedwongen om op film te verklaren naar de woning te zijn gekomen voor seks met een minderjarig meisje. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank hierin echter geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever.
Hoewel de verklaringen op onderdelen niet (geheel) gelijkluidend zijn, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van zodanige verschillen of tegenstrijdigheden, dat de verklaringen daarmee als onbetrouwbaar terzijde zouden moeten worden gelegd en niet kunnen bijdragen aan het wettig bewijs voor de verweten afpersing. Tegenover de hiervoor bedoelde verschillen staat namelijk dat de verklaringen van de aangever in grote lijnen en op diverse significante punten overeenkomen en elkaar op die punten aanvullen. De kern van de verklaringen is dat, toen de aangever bij de woning aankwam, ‘ [[sc]] ’ hem meenam naar een vliering van de woning, waar hij vervolgens werd geslagen, werd vastgebonden, door zowel een man als ‘ [[sc]] ’ met een mes werd bedreigd en werd gedwongen om persoonlijke gegevens en geld af te geven. De aangever heeft hierover van meet af aan consistent verklaard. Dat de aangever op latere momenten aanpassingen en aanvullingen heeft gegeven op zijn eerste verklaringen, plaatst de rechtbank enerzijds in de sleutel van de gebleken impact die het incident op de aangever heeft gehad, waardoor hij zich gaandeweg meer details kan hebben herinnerd. Anderzijds speelt mee de schaamte die de aangever heeft gevoeld met betrekking tot de reden voor zijn aanwezigheid in de woning (de afspraak met de prostituee, naar later gebleken niet de eerste keer) en de aard van de door hem onder dwang gedane uitlatingen op film.
Bij de beoordeling van de verklaringen van de aangever betrekt de rechtbank verder dat zij in de stukken geen steun ziet voor de lezing van de verdediging dat de aangever in werkelijkheid naar de woning was gekomen voor seks met een minderjarig meisje en dat hij daarover en over de reden voor, en het verloop van, het gewelddadige incident zou hebben gelogen. Deze lezing is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Ook hierin ziet de rechtbank dus geen reden om aan de betrouwbaarheid van de aangever te twijfelen. Ook het feit dat de aangever het telefoonnummer en berichten van ‘ [[sc]] ’ uit zijn mobiele telefoon heeft verwijderd, raakt naar het oordeel van de rechtbank de betrouwbaarheid van de aangever niet, omdat dit gedrag geacht kan worden te passen bij het gebruikelijke gedrag van iemand die heimelijk een prostituee bezoekt. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van de aangever, anders dan de lezing van de verdachte, steun vindt in het bij de aangever geconstateerde letsel en de verklaring van getuige [[B.]] .
Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt tot de tussenconclusie dat de rechtbank geen aanleiding ziet om te oordelen dat de verklaringen van de aangever niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs.
Medeplegen
Dit stelt de rechtbank vervolgens voor de vraag of bewezen kan worden dat de verdachte bij de verweten afpersing betrokken is geweest en daaraan als medepleger een bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank is op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen, die zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis, van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met een of meer anderen heeft schuldig gemaakt aan de afpersing van de aangever en dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de daders is komen vast te staan. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte de aangever op de vliering van de woning heeft geslagen, vastgebonden, bedreigd met een mes, gefilmd en hem heeft gedwongen om persoonlijke gegevens en geld af te geven, namelijk een contant geldbedrag van € 300,-. De verdachte heeft de woning daarna verlaten, terwijl de aangever ondertussen onder toezicht van onder andere de medeverdachte vastgebonden op de vliering achterbleef. Samen met een ander is de verdachte vervolgens naar het onder dwang afgegeven woonadres van de aangever gegaan, waar zij zijn gezien door de vrouw van de aangever. Bij terugkomst in de woning heeft de verdachte de aangever een foto van zijn huis laten zien en gezegd dat hij via een betaalverzoek (een zogenoemd Tikkie) een geldbedrag van € 750,- moest overmaken. Dat geldbedrag heeft de aangever die dag na zijn vrijlating via een Tikkie van de medeverdachte naar de bankrekening van de verdachte overgemaakt. De rechtbank is van oordeel dat met al deze gedragingen de bijdrage van de verdachte aan de afpersing van zodanig significant gewicht is geweest, dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De alternatieve lezing van de verdachte over de toedracht van het geweldsincident, inhoudend dat niet hij, maar juist de aangever de agressor was, waartegen de verdachte zich zou hebben verdedigd, wordt wegens het ontbreken van aannemelijkheid verworpen. Die lezing vindt geen steun in de stukken. Hierbij kent de rechtbank ook betekenis toe aan het feit dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij, via een Tikkie, van de aangever het geldbedrag van € 750,- op zijn bankrekening heeft ontvangen. Ook heeft de verdachte geen geloofwaardige verklaring gegeven voor (kort gezegd) de aanwezigheid van zijn DNA in de bemonstering van het spoor op het uiteinde van de tape waarmee de aangever was vastgebonden. Dat zijn DNA op deze plaats op de tape is terechtgekomen middels secundaire overdracht via de huid of kleding van de aangever zelf of goederen op de vliering, zoals door de verdediging is geopperd, acht de rechtbank niet aannemelijk.
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank het eerste cumulatieve/alternatieve feit, de afpersing in vereniging, bewezen acht.
De rechtbank acht het tweede cumulatieve/alternatieve feit, het in vereniging plegen van diefstal met (bedreiging met) geweld, niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.