Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde sub 3]wonend te [woonplaats]
1.Het procesverloop
2.De feiten
artikel 3.3.:
Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door schriftelijk opzegging met een opzegtermijn van die maanden.artikel 3.4.:
Opzegging dient te geschieden bij deurwaardersexploot of per aangetekend schrijven.
artikel 4.6.:
Met het oog op de datum van ingang van de huur, heeft de eerste betaling van huurder betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 januari 2008 en is het over deze eerste periode verschuldigde bedrag €750,-(..). Huurder zal dit bedrag voldoen vóór 1 januari 2008 (..).Artikel 4.7.:
De uit hoofde van deze huurovereenkomst door huurder aan verhuurder te verrichten periodiek betalingen als weergegeven innvtzijn in één bedrag bij vooruitbetaling verschuldigd in euro’s en moeten vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betalingen betrekking hebben volledig zijn voldaan.
Op de laatste pagina van de overeenkomst zijn partijen onder het kopje:
Bijzonderhedenovereengekomen:
huurder krijgt het recht om indien het pand verkocht gaat worden als eerste in aanmerking te komen voor een eventuele koop van thans gehuurd bedrijfspand.
Artikel 18.1:
De betaling van de huurprijs zal uiterlijk op de vervaldata (..) -zonder opschorting, korting of aftrek of verrekening met een vordering welke huurder of verhuurder heeft of meent te hebben- geschieden (..). Dit laat onverlet de bevoegdheid van huurder om gebreken zelf te verhelpen en de redelijke kosten daarvan in mindering te brengen op de huur indien verhuurder met het verhelpen daarvan in verzuim is. (..).Artikel 18.2.:
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 2% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand.
Gelet op de tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst is [eiseres] voornemens de huurovereenkomst te laten ontbinden en, zo stelt haar gemachtigde:
Daarnaast kan er op grond van artikel 7:296 lid 3 BW, gezien de zwaarwegende belangen van cliënte, tot beëindiging van de huurovereenkomst worden overgegaan.Ten slotte verklaart [eiseres] zich in de brief bereid het bedrijfspand aan [gedaagde] te verkopen. Indien [gedaagde] geen interesse heeft, zal een procedure tot beëindiging van de overeenkomst worden opgestart.
31 mei 2020 wegens dringend eigen gebruik. Ze wil een hobbywinkel beginnen en op die manier rendement halen uit het pand. Door de hoogte van de huur haalt zij nu geen rendement uit het pand en de door [gedaagde] gewenste herstelwerkzaamheden zullen leiden tot forse verliezen bij voortzetting van de huur voor onbepaalde tijd. Ook handhaaft [gedaagde] de aanspraak op de boete.
Zij stelt dat de huurachterstand € 7.911,25 bedraagt. Als bijlage bij de brief is meegestuurd een overzicht van alle huurtermijnen vanaf het begin van de huurovereenkomst, met daarop aangegeven de maanden dat wel en geen huur is betaald. Als [gedaagde] (de hoogte van) dit bedrag betwist, dient zij dat te bewijzen, aldus [eiseres] .
De eerste grondslag voor de opzegging is dringend eigen gebruik omdat cliënte het gehuurde zelf zal gaan gebruiken als winkelruimte en ook zal overgaan tot renovatie van de bedrijfsruimte die zonder beëindiging van de huur niet mogelijk is (artikel 7:296 lid 2 sub b BW).De tweede grondslag voor de opzegging is het feit dat de bedrijfsvoering van de huurder niet is geweest zoals een goed huurder betaamt (artikel 7:296 lid 2 sub a BW). Ten derde doet cliënte een beroep artikel 7:296 lid 3 BW krachtens welk artikel de rechter de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst kan toewijzen, op grond van een redelijke afweging van de belangen van de verhuurder bij beëindiging van de overeenkomst tegen die van de huurder en van de onderhuurder bij verlenging van de overeenkomst.[eiseres] heeft verder in deze brief de huur ontbonden wegens wanprestatie door [gedaagde] wegens het meermalen niet betalen van de huur en het veelvuldig te laat betalen van de huur.
3.De vordering
I. [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de achterstallige huur van € 4.887,02, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
II. [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 742,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de contractuele boete van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 juni 2020 tot de dag van algehele voldoening;
IV.
primair: de huurovereenkomst ontbindt,
subsidiair: voor recht verklaart dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd tegen 1 juli 2020, dan wel 1 april 2021 en de huurovereenkomst per die datum is geëindigd;
V. [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt binnen vier weken na betekening van het vonnis de winkel te ontruimen en ontruimd te houden met alle van hen en derden aanwezige personen en zaken, zodanig dat de winkel leeg en bezemschoon wordt opgeleverd onder afgifte van de sleutels aan [eiseres] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,00;
VI. [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 900,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen, voor iedere maand vanaf juli 2020 tot de dag dat winkel daadwerkelijk door [gedaagde] is ontruimd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van verschuldigdheid tot de dag van algehele betaling;
VII [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.Het verweer
Zij voert voorts aan dat er geen achterstand in de huurbetaling is. Zij heeft verschillende betalingsbewijzen overgelegd, ook die van de contante betaling van de huur van oktober 2015 en, voor zover [eiseres] aanspraak maakt op onbetaalde huur tot en met 2014, is de vordering verjaard. De door [eiseres] overgelegde betalingsoverzichten zijn met elkaar in tegenspraak en kloppen beide niet. Ook de contractuele boetes zijn verjaard, althans niet verschuldigd: ten eerste omdat in de huurovereenkomst geen fatale betaaltermijn is overeengekomen en ten tweede omdat [eiseres] nooit heeft geklaagd over te late betalingen en daardoor [eiseres] de waarschuwingsfunctie van de contractuele boete heeft miskend. [eiseres] is niet bevoegd de overeenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Nu geen sprake is van wanbetaling is de gevorderde ontbinding evenmin toewijsbaar.
Van slechte bedrijfsvoering is geen sprake en dat [eiseres] een hobbywinkel gaat starten en daarom het gehuurde nodig heeft is niet aannemelijk en niet onderbouwd, zodat de opzegging niet rechtsgeldig is. Bij een belangenafweging dient het belang van [gedaagde] bij voortzetting van de huur het zwaarst te wegen, nu zij al meer dan dertien jaar haar winkel in het gehuurde exploiteert. [eiseres] heeft haar belangen bij beëindiging niet onderbouwd, zodat daaraan voorbij moet worden gegaan.
5.De beoordeling
dat de huurovereenkomst met [gedaagde] is overgegaan op verhuurder [eiseres] , aangezien enkel [eiseres] aansprakelijk is voor alle lusten en lasten aangaande de eigendom van [adres] .Tevens verklaart [ex-echtgenoot eiseres] zich daarin akkoord met de opzegging van de huur, zodat de opzegging achteraf is bekrachtigd en het ontvankelijkheidsverweer niet opgaat. Het zelfde geldt voor het verweer van [gedaagde] dat de opzegging niet rechtsgeldig is omdat de huuropzegging niet mede namens [ex-echtgenoot eiseres] is gedaan.
Wanprestatie en de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst
Zonder bewijs van de zijde van uw cliënte ga ik er van uit dat deze bedragen niet zijn betaald en vordert cliënte deze alsnog.’. Het komt erop neer dat [eiseres] kennelijk tot oktober 2019 zelf geen, althans een slechte administratie heeft gevoerd en het nu aan de reactie van [gedaagde] overlaat hoe hoog de vordering zal zijn. Op dit overzicht op basis van de administratie van [eiseres] zelf, dat ten grondslag ligt aan de ingestelde vordering, valt bovendien nogal wat af te dingen, nu na het overleggen van betalingsbewijzen door [gedaagde] de vordering met bijna de helft is verminderd. Bij deze stand van zaken kan niet van [gedaagde] worden verlangd dat hij meer aantoont dan hij heeft gedaan.
Vordering boete wegens te late betaling
De buitengerechtelijke incassokosten.
- De vraag of de verhuurder het gehuurde dringend nodig heeft, moet worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval.
- De verhuurder hoeft het dringend eigen gebruik slechts aannemelijk te maken, hij hoeft het niet aan te tonen met objectieve gegevens.
- De beëindigingsvordering is niet toewijsbaar als het voorgenomen gebruik op praktische en/of juridische gronden uitgesloten is, maar niet vereist is dat de verhuurder aantoont dat alle benodigde vergunningen zullen worden verleend.
- Algemene bedrijfseconomische motieven kunnen voldoende zijn om een dringende noodzaak van persoonlijk gebruik aannemelijk te achten. Niet vereist is dat de verhuurder in zijn maatschappelijk voortbestaan wordt bedreigd en dat hij het gehuurde nodig heeft om aan die bedreiging het hoofd te kunnen bieden.
- Is aannemelijk dat degene die het gehuurde feitelijk in duurzaam gebruik wil nemen er financieel op achteruit zal gaan in vergelijking met de bestaande situatie dan kan dat er toe bijdragen dat dringend nodig hebben niet aannemelijk wordt geacht.
- De omstandigheid dat de verhuurder het ontstaan van de dringende behoefte zelf heeft veroorzaakt, vormt geen beletsel voor een beroep op dringend eigen gebruik.
heeft ter zitting alleen maar aangevoerd dat het haar leuk lijkt om met enkele andere gepensioneerden in het gehuurde een hobbywinkel te beginnen zodat zij wat om handen hebben. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt welke inkomsten zij met de hobbywinkel denkt te behalen. Gelet op de huur van € 900,- die zij nu maandelijks incasseert, moet het er daarom voor gehouden worden dat zij er financieel op achteruit zal gaan.