In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen. De eiser had op 4 december 2017 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bedrijfsruimte, maar het college verleende deze vergunning op 20 juni 2018. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij binnen de zienswijzetermijn een mondelinge zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft eiser op voorhand schriftelijke vragen gesteld, die hij heeft beantwoord, en verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Tijdens de zitting op 17 februari 2021 heeft eiser verklaard dat hij telefonisch een zienswijze heeft ingediend, maar verweerder betwistte dit. De rechtbank concludeerde dat eiser niet heeft voldaan aan zijn bewijslast en dat hij redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze heeft ingediend. Hierdoor werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft ook een verzoek om schadevergoeding ingediend, maar omdat het gevraagde bedrag hoger was dan € 25.000, was de rechtbank niet bevoegd om dit verzoek te behandelen. Eiser werd geadviseerd om zijn vordering bij de burgerlijke rechter in te stellen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.