ECLI:NL:RBNHO:2021:2076

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
8755564 CV EXPL 20-7823
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen in het kader van aanneming van werk met afwijzing van tegenverzoek tot ontbinding

In deze zaak heeft eiser, een hoveniersbedrijf, een vordering ingesteld tegen FR Delicatessen Holding N.V. wegens het niet betalen van facturen voor verrichte werkzaamheden aan de tuin van een derde. Eiser stelt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en dat FR stilzwijgend heeft ingestemd met de geleverde diensten. FR betwist de kwaliteit van het werk en heeft een tegenvordering ingesteld tot ontbinding van de overeenkomst en teruggave van de sleutel. De kantonrechter oordeelt dat de werkzaamheden door eiser zijn opgeleverd en dat FR haar betalingsverplichting dient na te komen. De kantonrechter wijst de tegenvordering van FR af, omdat er geen verzuim aan de zijde van eiser is vastgesteld. De vordering van eiser tot betaling van € 10.312,12 wordt toegewezen, inclusief wettelijke rente en proceskosten. FR wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8755564 \ CV EXPL 20-7823
Uitspraakdatum: 24 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. F.C. Graus
tegen
de naamloze vennootschap
FR Delicatessen Holding N.V.
gevestigd te Zwanenburg
gedaagde in conventie
eiser in reconventie
verder te noemen: FR
gemachtigde: [bestuurder]
samenvatting
Partijen hebben een overeenkomst tot aanneming van werk gesloten. Gedaagde heeft de laatste factuur van eiser niet voldaan, omdat hij van mening is dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn verricht. De kantonrechter is van oordeel dat de werkzaamheden stilzwijgend zijn aanvaard door gedaagde. Nu geen sprake is van een verzuim aan de zijde van eiser, terwijl wel vaststaat dat eiser de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht, dient gedaagde haar betalingsverplichting na te komen. Het tegenverzoek tot o.a. ontbinding van de overeenkomst en afgifte van sleutels wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 10 september 2020 een vordering tegen FR ingesteld. FR heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiser] heeft schriftelijk gereageerd op de tegenvordering.
1.2.
Op 25 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 15 januari 2021 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een hoveniersbedrijf en handelt onder de naam [handelsnaam] . [eiser] verricht onder andere tuinwerkzaamheden en (sier)bestratingswerkzaamheden. De vrouw van [eiser] , [vrouw van eiser] , is verantwoordelijk voor de administratie en het telefonische contact binnen de onderneming.
2.2.
De bestuurder van FR is [bestuurder van gedaagde] (hierna: [bestuurder] ). De onderneming van [bestuurder] is gevestigd aan [adres 1] . De dochter van de vrouw van [bestuurder] is
[dochter van vrouw van bestuurder van gedaagde] (hierna: [X] ). [X] woont samen met haar vriend [vriend van dochter van vrouw van bestuurder van gedaagde] (hierna: [vriend van X] ) aan [adres 2] .
2.3.
[eiser] heeft werkzaamheden verricht aan de tuin van de buren van [X] . Gedurende deze werkzaamheden is [eiser] in contact gekomen met [bestuurder] en [vriend van X] .
2.4.
[bestuurder] heeft [eiser] de opdracht gegeven om werkzaamheden te verrichten in de tuin van [X] . [bestuurder] en [X] zijn onderling overeengekomen dat [X] de door FR betaalde facturen in termijnen terugbetaald.
2.5.
[vriend van X] heeft [eiser] gevraagd om een offerte op te stellen voor de grondkering aan de achterzijde tuin en de verdere aanleg van de tuin van [X] . De offerte van [eiser] van 19 maart 2019 – die is gericht aan [vriend van X] – is door [bestuurder] geaccepteerd. De offerte van [eiser] van 24 april 2019 is eveneens gericht aan [vriend van X] .
2.6.
De factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] van 21 mei 2019 van € 2.725,- is gericht aan [X] . Deze factuur ziet op de aanleg van de grondkering. De factuur is betaald door FR namens [X] .
2.7.
[bestuurder] heeft telefonisch contact gehad met [eiser] en verzocht om alle facturen op naam van zijn onderneming, FR, op te stellen. De factuur met factuurnummer [factuurnummer 2] van 21 mei 2019 van € 12.100,- is gericht aan FR. Deze factuur is voorzien van de fictieve omschrijving: “eerste termijn [adres 3] ”. De factuur is op 22 mei 2019 voldaan door FR.
2.8.
De offerte van [eiser] van 3 juli 2019 is gericht aan [vriend van X] en ziet op de schutting en het hekwerk.
2.9.
Op 25 oktober 2019 heeft [vrouw van eiser] [vriend van X] het volgende whatsapp-bericht gestuurd: “
Goedemiddag [vriend van X] , we willen de factuur graag verwerken. Kun je mij de gegevens even doorgeven?”
2.10.
Bij e-mail van 13 november 2019 heeft [eiser] het volgende geschreven: “
U gaf aan dat [vriend van X] de afhandeling van de tuin met mij zou afstemmen. Ik heb hem diverse keren benaderd en gesproken, maar krijg geen respons. In uw mail van 19-03-2019 heeft u opdracht gegeven voor de betreffende werkzaamheden. Het is voor mij geen enkel probleem om nu een factuur te sturen, maar ik bespreek liever eerst nog even alle details. Ik wil dit nu graag afronden. (…)”.
2.11.
In reactie hierop heeft [bestuurder] het volgende – diezelfde dag – geantwoord: “
Ik heb de kwestie kort na ons vorige contact met [vriend van X] besproken maar geen terugkoppeling ontvangen. Ik heb uw email doorgestuurd met het verzoek de kwestie af te wikkelen.”
2.12.
Waarop [bestuurder] bij e-mail van 14 november 2019 heeft geantwoord: “
We wachten het tot dit weekend even af. Ik zal na het weekend de factuur sturen aan [X] (conform de eerder toegestuurde factuur van het eerste gedeelte grondkering) en u een kopie doen toekomen.”
2.13.
Vervolgens heeft [eiser] op 18 november 2019 [bestuurder] het volgende bericht toegezonden: “
Wij sturen u factuur [factuurnummer 3] dd heden in de bijlage toe. We zullen vandaag ook een exemplaar van de factuur in de brievenbus op het adres [adres 2] stoppen.”
2.14.
Later heeft [eiser] de tenaamstelling van de factuur met factuurnummer [factuurnummer 3] van 18 november 2019 gewijzigd van [X] naar FR. Daarbij heeft [eiser] de btw op de gewijzigde factuur wel afgesplitst.
2.15.
Op 19 december 2019 heeft een medewerker van [eiser] een verzakking bij de achterdeur van [X] opgehoogd. Nadien heeft [eiser] geen werkzaamheden meer bij [X] verricht.
2.16.
[eiser] heeft meerdere betalingsherinneringen – bij brieven van 30 december 2019, 16 januari 2020 en e-mail van 4 februari 2020 - gestuurd. Ondaks herhaalde sommaties aan het adres van FR, heeft FR de factuur van [eiser] niet voldaan.
2.17.
Bij e-mail van 14 april 2020 heeft [bestuurder] (samengevat) geschreven dat hij nooit iets van [eiser] heeft vernomen. Verder heeft [bestuurder] geschreven dat er een aantal herstelpunten is en hij de factuur zal voldoen als de door hem genoemde punten deugdelijk zijn hersteld.
2.18.
De deurwaarder heeft [bestuurder] bij brief van 21 april 2020 bericht dat hij geen beroep kan doen op opschorting, omdat [eiser] zijn werkzaamheden heeft opgeleverd. [eiser] handhaaft zijn vordering.
2.19.
Nadat de deurwaarder [X] en [vriend van X] ook heeft aangemaand tot betaling, heeft [bestuurder] de deurwaarder bericht dat hij voor hen zal optreden. [bestuurder] heeft de ontbinding van de overeenkomst ingeroepen in en wil de sleutel van de woning van [X] van [eiser] terug hebben. De deurwaarder heeft geantwoord dat [bestuurder] de sleutel kan ophalen.
2.20.
In reactie hierop heeft [bestuurder] bij e-mail van 28 april 2020 het volgende geschreven:

Dit is nu precies het arrangement dat wij met mevrouw [X] zijn overeengekomen. De tuinaanleg kan aan ons worden gefactureerd en zij betaalt ons in termijnen terug. Daarvoor is het wel noodzakelijk dat wij een correcte factuur ontvangen (met de juiste omschrijving) en dat onze klant tekent voor akkoord met de werkzaamheden. Uw cliënt is vanaf dag 1 ervan op de hoogte dat onze Holding de factuur gaat betalen, dus het is van geen enkel belang welke namen in uw dossier voorkomen. (…) Ergens in november of december 2019 heeft uw cliënt mij gebeld. Hij wilde toen overgaan tot factureren. Bij die gelegenheid heb ik hem terug verwezen naar de heer [vriend van X] omdat het mij toen al ten gehore was gekomen dat er allemaal klachten waren over de uitgevoerde werkzaamheden die eerst opgelost moesten worden. Tot op de dag van vandaag is er geen overeenstemming over die werkzaamheden, noch heeft er een oplevering plaatsgevonden (…)”
2.21.
Bij e-mail van 22 mei 2020 heeft [bestuurder] aan [eiser] een offerte – opgesteld door een derde partij – toegezonden voor de herstelwerkzaamheden.
[bestuurder] heeft [eiser] de kans geboden hierop te reageren of zelf reparaties uit te voeren. [eiser] heeft hier geen gehoor aan gegeven.
2.22.
FR heeft de factuur van [eiser] tot op heden niet voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter FR veroordeelt tot betaling van € 10.313, 12 (hoofdsom € 9.327,-, buitengerechtelijke kosten € 841,35 en rente € 143,77), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2020 tot de dag van voldoening. Dit alles met veroordeling van FR in de kosten van de procedure
3.2.
Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij in opdracht en voor rekening van FR werkzaamheden heeft verricht aan de tuin van [X] . De werkzaamheden zijn op of omstreeks 21 september 2019 opgeleverd, waarvan het handgeschreven overzicht dat door hem is ingebracht het bewijs is. Het enige opleverpunt betrof een verzakking bij de achterdeur. Dit is op 19 december 2019 door een medewerker van [eiser] opgelost.
FR komt daarom geen beroep toe op opschorting en/of ontbinding van de overeenkomst.
FR heeft ondanks diverse aanmaningen de verschuldigde facturen niet voldaan.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
FR betwist de vordering en concludeert tot afwijzing, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure. Zij voert (samengevat) aan dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd door [eiser] . [eiser] heeft – hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld – nagelaten de gebreken te herstellen. [eiser] heeft het werk niet opgeleverd. FR heeft de overeenkomst ontbonden, althans wil deze ontbinden.
4.2.
FR vordert bij wijze van tegenvordering primair (1) ontbinding van de koopovereenkomst, (2) teruggave van de sleutel via een derde (3) vergoeding van € 500,0 ex btw gemaakt voor de verdediging van [X] en (4) proceskostenveroordeling van [eiser] . Subsidiair heeft FR verzocht om herstel conform de eisen zoals beschreven door gedaagde en veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] werkzaamheden heeft verricht aan de tuin van [X] en daarvoor ook benodigde materialen heeft geleverd en zelf mensen heeft ingezet. Er is sprake van een overeenkomst van aanneming van werk (artikel 7:750 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW).
5.2.
In geval van aanneming van werk is [eiser] als aannemer verplicht de opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Daartegenover staat de verplichting van FR als opdrachtgever om daarvoor de overeengekomen prijs te betalen. Voor oplevering van een door een aannemer tot stand gebracht werk is nodig dat de aannemer te kennen geeft dat het werk klaar is om te worden opgeleverd (dat wil zeggen: dat hij het kenbaar ter beschikking van de opdrachtgever stelt) en dat de opdrachtgever het werk al dan niet onder voorbehoud aanvaardt.
Bij gebreke van tijdige keuring en aanvaarding dan wel weigering onder aanwijzing van gebreken door de opdrachtgever, wordt deze laatste geacht het werk stilzwijgend te hebben aanvaard. Na de aanvaarding wordt het werk als opgeleverd beschouwd en komt het voor risico van de opdrachtgever (artikel 7:758 lid 1 en 2 BW).
5.3.
Ter zitting is duidelijk geworden dat [eiser] vrijwel wekelijks mondelinge afspraken heeft gemaakt met [vriend van X] over de te verrichten werkzaamheden. [vriend van X] fungeerde als aanspreekpunt voor [eiser] en [vriend van X] was zelf meermalen per week aanwezig bij de tuinwerkzaamheden. [vriend van X] had daarover ook contact met [eiser] . Vast staat dat partijen geen einddatum zijn overeengekomen waarop het werk moest zijn opgeleverd. [eiser] heeft gesteld dat hij samen met [vriend van X] zijn werkzaamheden heeft opgeleverd. Er was één punt dat moest worden verholpen, namelijk de verzakking bij de achterdeur. Op 19 december 2019 is dat gebeurd.
5.4.
FR heeft betoogd dat [eiser] zijn werkzaamheden niet correct heeft uitgevoerd. Het hekwerk zou niet goed zijn geplaatst, de grondgoot was niet naar behoren, de terrassen moeten twee keer worden opgehoogd evenals het looppad. Dit moest door [eiser] worden hersteld, maar is niet gebeurd. Op nadere vragen van de kantonrechter heeft [vriend van X] bevestigd dat hij het kladje van [eiser] heeft doorgestuurd aan [bestuurder] , onder voorbehoud van de punten van herstel, zoals hiervoor genoemd.
5.5.
De vraag die voorligt is of daarmee het werk voor risico van [eiser] is gekomen (artikel 7:758 BW). Indien dat het geval is, is FR de aanneemsom verschuldigd en is [eiser] ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die FR op het tijdstip van de oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken.
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de werkzaamheden door [eiser] zijn opgeleverd en dat het werk door FR (stilzwijgend) is aanvaard. Voldoende is gebleken dat [eiser] in het bijzijn van [vriend van X] de tuin heeft opgeleverd. [eiser] heeft nadien een van zijn medewerkers het looppad opnieuw laten ophogen. Bij deze stand van zaken lag het op de weg van FR dan wel [vriend van X] en/of [X] om het werk opnieuw tijdig te keuren. Vast staat dat dit niet is gebeurd, althans niet omstreeks 19 december 2020. Van een duidelijke lijst met gebreken waarbij een termijn wordt gegeven om die gebreken te herstellen is ook geen sprake. Verder is van belang dat gesteld noch gebleken is dat eventuele gebreken op dat moment niet meer konden worden hersteld, terwijl voorts niet gebleken is dat [eiser] hiertoe eind december 2020 niet bereid zou zijn geweest. Ten slotte is ook niet gebleken dat FR [eiser] een ingebrekestelling heeft gestuurd. [eiser] mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat het werk door FR en [X] en [vriend van X] is aanvaard.
5.7.
Het gevolg van het voorgaande is dat het werk voor risico van FR is gekomen en dat [eiser] voor gebreken die FR bij de oplevering redelijkerwijs had kunnen ontdekken, niet meer aansprakelijk is (zie ook artikel 7:758 lid 2 en 3 BW). Dit betekent dat discussie ten aanzien van de vermeende gebreken geen verdere bespreking behoeft. De vordering tot betaling van de factuur van € 9.327,- zal worden toegewezen.
5.8.
Verder faalt het verweer van FR, inhoudende dat zij pas in april 2020 bekend is geworden met de factuur van [eiser] . [bestuurder] heeft ter zitting bevestigd dat het door [eiser] gebruikte emailadres [e-mailadres] zijn e-mailadres is. Verder heeft [bestuurder] bevestigd dat zijn onderneming is gevestigd aan de [adres 1] .
De kantonrechter acht het dan ook onwaarschijnlijk dat FR pas in april 2020 bekend is geraakt met de factuur van [eiser] .
De wettelijke handelsrente
5.9.
Aangezien FR in verzuim is met de tijdige betaling van de facturen, is zij de wettelijke handelsrente verschuldigd. Nu verder geen inhoudelijk verweer is gevoerd tegen de gevorderde wettelijke handelsrente zal deze worden toegewezen zoals gevorderd in het petitum.
De buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit betekent dat FR aan [eiser] een bedrag van € 841,35 (exclusief btw) dient te betalen aan buitengerechtelijke incassokosten.
De proceskosten
5.11.
Nu FR in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
de tegenvordering
5.12.
Nu geen sprake is van verzuim aan de zijde van [eiser] , terwijl wel vaststaat dat [eiser] de gefactureerde werkzaamheden heeft verricht en de materiaalkosten heeft gemaakt, dient FR haar betalingsverplichting na te komen. Het had op de weg van FR gelegen om het werk van [eiser] tijdig te keuren, danwel haar betalingsverplichting gedeeltelijk op te schorten met de (schriftelijke) mededeling welke werkzaamheden volgens haar gebrekkig zijn verricht. Door bijna een half jaar later – april 2020 – te betogen dat de werkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd, is zij hiermee te laat. Haar vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst (de kantonrechter gaat ervan uit dat wordt bedoeld: de overeenkomst van aanneming van werk) zal worden afgewezen.
5.13.
Verder heeft FR verzocht om afgifte van de sleutel. Ter zitting heeft [eiser] een sleutel aan [X] overhandigd, die door haar in ontvangst is genomen. [eiser] had overigens eerder al meerdere malen kenbaar gemaakt dat hij geen enkel belang heeft bij behoud van de sleutel en dat deze op ieder moment bij hem kan worden opgehaald. FR heeft daarom geen belang haar vordering.
5.14.
De vordering tot betaling van € 500,- voor de verdediging van [X] moet worden afgewezen, omdat onduidelijk is op welke grondslag zij haar vordering heeft gebaseerd. FR is in deze procedure immers de enige procespartij.
5.15.
De proceskosten in reconventie komen voor rekening van FR, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De kantonrechter begroot deze aan de zijde van [eiser] op nihil, gelet op de samenhang met de vordering in conventie.
5.16.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, omdat dit niet tot een andere beslissing kan leiden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
veroordeelt FR tot betaling aan [eiser] van € 10.312,12, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt FR tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 88,17
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 746,00 ;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
6.5.
wijst de vordering af;
6.6.
veroordeelt FR tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr J.J. Dijk en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter