ECLI:NL:RBNHO:2021:2073

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
15/244123-20 en 13/701151-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens diefstallen uit tenten en kleedkamers met overweging over medeplegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 17 augustus 2020 in Overveen en Zandvoort verschillende goederen heeft weggenomen uit tenten en kleedkamers. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van bankpassen, telefoons, en andere waardevolle spullen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte als medepleger bewezen verklaard, op basis van camerabeelden en getuigenverklaringen die zijn samenwerking met de medeverdachte aantonen. De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de feiten gehonoreerd, ondanks de pleitbezorging van de verdediging voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere strafblad en de ernst van de feiten. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 3] en [slachtoffer 7]. De rechtbank heeft ook een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/244123-20 en 13/701151-19 (TUL)
Uitspraakdatum: 5 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
postadres: [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E. Grijsen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. Z. Nahar, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een hoeveelheid goed(eren), waaronder - onder meer - een (sieraden)doosje (kleur
roze) en/of twee, althans een of meerdere bankpas(sen) (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 1] en/of
bij het rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 2]
),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] en/of de Rabobank,
heeft weggenomen (in/uit een tent)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een speaker (merk: Bose SL3 bluetooth) en/of een bankpas (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 6] ),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of aan de ING
bank,
heeft weggenomen (in/uit een sheddie)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een creditcard en/of bankpas (behorende bij het rekeningnummer
[nummer] en/of ten name van [slachtoffer 7] ) en/of een powerbank en/of
een tablet (merk: Levono),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of een onbekend
gebleven persoon en/of de Rabobank,
heeft weggenomen (in/uit een sheddie)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Zandvoort in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas (merk: Calvin Klein) met inhoud (waaronder een bankpas (behorende bij
het rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 8] )),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] en/of de ABN-
AMRO bank,
heeft weggenomen (in/uit de personeelsruimte van de " [bedrijf] ")
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 5 september 2020 te Zandvoort, in elk geval in Nederland,
een portemonnee met inhoud (waaronder een bankpas (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 9] )),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 9] en/of de ING bank,
heeft weggenomen (in/uit een locker)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 21 juli 2020 te Zandvoort, in elk geval in Nederland,
een telefoon (merk: Samsung) en/of een ov chipkaart en/of een of meerdere
geldbedrag(en),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 10] en/of (een) onbekend gebleven perso(o)n(en),
heeft weggenomen (in/uit een kleedkamer)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op of omstreeks 11 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
een telefoon (merk: Apple),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 11] ,
heeft weggenomen (in/uit een tent)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus
2020 tot en met 05 september 2020 te Zandvoort, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
(telkens) een of meerdere geldbedrag(en) en/of een of meerdere goed(eren),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] ,
heeft weggenomen
(telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door (telkens) geld op te nemen uit een (geldwissel)automaat en/of (een)
goed(eren) te kopen uit een (tabaks)automaat middels contactloos betalen met de
bankpas(sen) ten name van bovengenoemde perso(o)n(en), terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) tot het gebruik daarvan niet gerechtigd was/waren.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de als feiten 1 tot en met 8 ten laste gelegde gedragingen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de als feiten 1 tot en met 8 ten laste gelegde gedragingen op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
3.3.2.1 De feiten gepleegd op 17 augustus 2020 (feiten 1, 2, 3, 4 en 8)
De in de tenlastelegging onder 1, 2, 3 en 4 opgenomen feiten zijn gepleegd op 17 augustus 2020. Ook het daarin onder 8 ten laste gelegde feit is – met uitzondering van het pinnen met de pas van aangever [slachtoffer 9] – gepleegd op die datum. Ten aanzien van deze feiten overweegt de rechtbank het volgende.
De feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de feiten het volgende af.
Op camerabeelden is te zien dat op 17 augustus 2020 omstreeks 16:20 uur verdachte zich samen met [medeverdachte] nabij de personeelsruimte van strandpaviljoen ‘ [bedrijf] ’ bevindt. [medeverdachte] komt als eerste aan in de hal bij de personeelsruimte en gaat het herentoilet in. Korte tijd later komt verdachte ook aan lopen. Hij loopt gedeeltelijk het herentoilet in, waar [medeverdachte] zich dan nog steeds bevindt. Verdachte gaat vervolgens het toilet weer uit en loopt richting de personeelsruimte. Verdachte steekt daar vervolgens zijn arm naar binnen, haalt iets uit de personeelsruimte en geeft hetgeen hij uit de personeelsruimte heeft gehaald aan [medeverdachte] . Deze pakt het voorwerp aan, gaat het herentoilet weer in en sluit de deur. Verdachte loopt daarna direct weg en enige tijd later verlaat ook [medeverdachte] het toilet en de hal. Aangeefster [slachtoffer 8] herkent het uit de personeelsruimte gestolen voorwerp op de beelden als haar tas. [medeverdachte] heeft verklaard dat hetgeen verdachte uit de personeelsruimte haalde, een tas was met daarin een portemonnee en pinpassen.
Korte tijd later, om 16:46 uur en om 16:47 uur worden in de speelhal van Center Parcs in Zandvoort transacties verricht met de bankpas van [slachtoffer 8] . Op camerabeelden is te zien dat verdachte en [medeverdachte] dan in de desbetreffende speelhal aanwezig zijn en handelingen verrichten bij een geldwisselautomaat waarbij door middel van contactloos pinnen contant geld kan worden verkregen.
Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte] samen naar camping [naam] in Overveen gefietst. [medeverdachte] , gehoord als getuige, heeft verdachte verteld dat hij op de camping zou gaan stelen. Op camerabeelden van de camping zijn verdachte en [medeverdachte] allebei op de camping te zien.
Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] blijkt dat tussen omstreeks 18:00 uur en omstreeks 19:45 uur spullen uit hun tent respectievelijk sheddies op camping [naam] zijn gestolen. Deze aangevers nemen alle drie deel aan een surfkamp en hun accommodaties staan – zo begrijpt de rechtbank – op hetzelfde veld.
Op de camerabeelden van [naam] is te zien dat verdachte en [medeverdachte] zich vanaf 18:29 uur ophouden bij de doucheruimte bij het jongerenveld op de camping. Kennelijk is het jongerenveld het veld waarop de accommodaties van het surfkamp staan, gelet op de latere verklaring van [slachtoffer 1] dat zij haar tent herkent.
In de doucheruimte haalt [medeverdachte] zijn jaszakken leeg en stopt voorwerpen in een rugzak. Verdachte helpt hem daarbij door de rugzak open te houden. Verdachte en [medeverdachte] zijn met elkaar in gesprek en lachen naar elkaar. Verdachte slaat [medeverdachte] enthousiast en lachend op de schouders. Vervolgens verlaat [medeverdachte] de ruimte en blijft verdachte met de rugzak achter. Verdachte plaatst de rugzak uit het zicht achter een deur en wacht in de doucheruimte op [medeverdachte] .
Terwijl verdachte in de doucheruimte blijft wachten, gaat [medeverdachte] omstreeks 18:33 uur op het jongerenveld een tent in. Hij komt na ongeveer twee minuten de tent weer uit, met een vierkant voorwerp onder zijn jas. Vervolgens gaat [medeverdachte] terug naar de doucheruimte, waarbij onder zijn jas nog steeds een vierkant voorwerp te zien is en waarbij [medeverdachte] licht voorovergebogen loopt. Hij loopt naar de rugtas toe en haalt deze achter de deur vandaan. Vervolgens verlaten verdachte en [medeverdachte] omstreeks 18:36 uur samen de doucheruimte.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij zich op 17 augustus 2020 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van spullen, waaronder bankpassen, uit de tent en sheddies van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] .
Met de gestolen bankpassen hebben [medeverdachte] en een andere persoon tussen 18:52 uur en 19:32 uur transacties verricht in de speelhal van Center Parcs en (de tabaksautomaat van) snackbar [naam] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij het opgenomen geld heeft gedeeld met de tweede persoon met wie hij was. Gelet op de gebezigde bewijsmiddelen is die tweede persoon verdachte.
Conclusies
Waar uit de op grond van de bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte in elk geval als medepleger betrokken is geweest bij de als feit 4 en feit 8 (voor zover dat betrekking heeft op de bankpas van aangeefster [slachtoffer 8] ) ten laste gelegde gedragingen, is vervolgens de vraag aan de orde of de gedragingen van verdachte nadien (op weg naar en) op de camping [naam] leiden tot het oordeel dat hij ook als medepleger betrokken is bij de overige hem ten laste gelegde feiten met als pleegdatum 17 augustus 2020.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Al uit de gang van zaken ten aanzien van het feit gepleegd bij [bedrijf] blijkt dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk zijn opgetrokken bij het stelen van spullen. Zij hebben onderling contact gehad en een onderling uitwisselbare rol vervuld, waarbij de rol van de een niet onderdeed voor die van de ander. Verdachte en [medeverdachte] hebben daar dan ook nauw en bewust samengewerkt.
Deze nauwe en bewuste samenwerking strekt zich ook uit over de onmiddellijk daarop volgende diefstallen op de camping en het pinnen met de gestolen bankpassen. Dit blijkt ook uit de verklaring van [medeverdachte] , gehoord als getuige, dat hij naar camping [naam] ging om te stelen en dat verdachte dat wist. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen naar de camping gegaan en hebben zich samen opgehouden bij het jongerenveld. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen en daar daadwerkelijk spullen heeft weggenomen uit tenten of sheddies, heeft hij door de buit in ontvangst te nemen en te bewaken, een substantiële rol gespeeld bij deze diefstallen. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte] samen weer terug gegaan naar Zandvoort, waar zij samen naar de speelhal en de snackbar zijn gegaan en met de gestolen bankpassen transacties hebben verricht.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat verdachte en [medeverdachte] zich ook in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de overige ten laste gelegde feiten die zijn gepleegd op 17 augustus 2020.
3.3.2.2 Het feit gepleegd op 5 september 2020 (feiten 5 en 8)
Feiten en omstandigheden
Op 5 september 2020 omstreeks 14:00 uur heeft aangever [slachtoffer 9] zijn portemonnee, met daarin onder meer zijn bankpas, in een locker in de surfschool in Zandvoort achtergelaten. Als aangever na ongeveer een uur weer terug komt bij de locker, merkt hij dat zijn portemonnee is gestolen. Uit de bankafschriften van aangever blijkt dat tussen 14:01 uur en 14:04 uur meerdere keren is gepind met de bankpas van aangever, bij Park Zandvoort.
Uit de beelden van Park Zandvoort, de speelhal bij Center Parcs, blijkt dat verdachte zich op die datum tussen 13:57 uur en 14:09 uur in de speelhal bevond, bij een geldwisselautomaat waarbij door middel van contactloos pinnen contant geld kan worden verkregen.
Conclusies
De rechtbank acht, gelet op de camerabeelden, bewezen dat verdachte degene is geweest die heeft gepind met de gestolen bankpas van aangever [slachtoffer 9] . Tussen het opbergen van de portemonnee door aangever – waarbij de rechtbank opmerkt dat de aangever het tijdstip van opbergen mogelijk heeft afgerond naar het hele uur – en het moment van pinnen met de bankpas van aangever heeft maar heel weinig tijd gezeten. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte degene is geweest die de portemonnee heeft gestolen. De rechtbank wordt gesterkt in deze overtuiging door het gegeven dat de modus operandi met betrekking tot dit feit overeenkomt met die ten aanzien van de op 17 augustus 2020 gepleegde feiten, en dat verdachte niet heeft willen uitleggen hoe hij voorafgaand aan het pinnen in het bezit is gekomen van de pinpas van [slachtoffer 9] .
3.3.2.3 Het feit gepleegd op 11 augustus 2020 (feit 7)
Feiten en omstandigheden
Op 11 augustus 2020 is tussen 12:30 uur en 17:00 uur de telefoon van aangeefster [slachtoffer 11] uit haar tent op camping [naam] gestolen. De tent van [slachtoffer 11] stond op hetzelfde veld als de tenten van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , namelijk het jongerenveld c.q. het veld voor deelnemers aan het surfkamp.
Op camerabeelden van de camping is te zien dat verdachte omstreeks 15:54 uur tussen de tenten op dit veld door loopt. Vervolgens verdwijnt verdachte gedurende dertig seconden uit beeld. Uit de verklaring van aangeefster [slachtoffer 11] leidt de rechtbank af dat verdachte op dat moment bij de tent van [slachtoffer 11] staat.
Conclusies
De rechtbank is evenals de raadsman van oordeel dat op de camerabeelden niet is te zien dat verdachte in de tent van aangeefster is geweest. Toch is genoegzaam komen vast te staan dat verdachte degene is geweest die de telefoon van aangeefster heeft gestolen. Immers, verdachte bevond zich bij de tent van aangeefster, uit die tent is een telefoon gestolen, verdachte is gedurende dertig seconden uit beeld geweest en heeft geen enkele verklaring willen geven voor de reden van zijn aanwezigheid aldaar en hoe het kan dat hij dertig seconden lang niet te zien is. Daar komt nog bij dat uit de camerabeelden blijkt dat verdachte zich geruime tijd ophoudt op het desbetreffende veld en daar heen en weer loopt terwijl hij daar niets te zoeken heeft en dat de modus operandi ten aanzien van deze diefstal overeenkomt met de gehanteerde modus operandi bij de diefstallen die als feiten 1, 2 en 3 zijn ten laste zijn gelegd.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de als feiten 1 tot en met 8 ten laste gelegde gedragingen heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
tezamen en in vereniging met een ander,
een hoeveelheid goederen, waaronder een sieradendoosje (kleur roze) en twee bankpassen (behorende bij het rekeningnummer [nummer] ten name van [slachtoffer 1] respectievelijk bij het rekeningnummer [nummer] ten name van [slachtoffer 5] ),
toebehorende aan [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] of [slachtoffer 5] of [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen (uit een tent)
met het oogmerk zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
2.
hij op 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
tezamen en in vereniging met een ander,
een speaker (merk: Bose SL3 bluetooth) en een bankpas (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] ),
toebehorende aan [slachtoffer 6] ,
heeft weggenomen (uit een sheddie)
met het oogmerk zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
tezamen en in vereniging met een ander,
een creditcard en bankpas (behorende bij het rekeningnummer
[nummer] ) en een powerbank en een tablet (merk: Levono),
toebehorende aan [slachtoffer 7] respectievelijk een onbekend gebleven persoon,
heeft weggenomen (uit een sheddie)
met het oogmerk zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 17 augustus 2020 te Zandvoort
tezamen en in vereniging met een ander,
een tas (merk: Calvin Klein) met inhoud (waaronder een bankpas (behorende bij
het rekeningnummer [nummer] )),
toebehorende aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen (uit de personeelsruimte van “ [bedrijf] ") met het oogmerk zich die tas wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 5 september 2020 te Zandvoort,
een portemonnee met inhoud (waaronder een bankpas (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] ten name van [slachtoffer 9] )),
toebehorende aan [slachtoffer 9] ,
heeft weggenomen (uit een locker)
met het oogmerk zich die portemonnee wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op 21 juli 2020 te Zandvoort,
een telefoon (merk: Samsung) en een ov chipkaart en meerdere
geldbedragen,
toebehorende aan [slachtoffer 10] of (een) onbekend gebleven perso(o)n(en),
heeft weggenomen (uit een kleedkamer)
met het oogmerk zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op 11 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
een telefoon (merk: Apple),
toebehorende aan [slachtoffer 11] ,
heeft weggenomen (uit een tent)
met het oogmerk zich die telefoon wederrechtelijk toe te eigenen;
8.
hij in de periode van 17 augustus
2020 tot en met 05 september 2020 te Zandvoort,
tezamen en in vereniging met een ander of alleen,
geldbedragen,
toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 5] of [slachtoffer 6] of [slachtoffer 7] of [slachtoffer 8] of [slachtoffer 9] ,
heeft weggenomen
telkens met het oogmerk zich die geldbedragen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door telkens geld op te nemen uit een (geldwissel)automaat of (een)
goed(eren) te kopen uit een (tabaks)automaat middels contactloos betalen met de
bankpassen van bovengenoemde personen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader tot het gebruik daarvan niet gerechtigd was/waren.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
2, 3 en 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen
5, 6 en 7:
diefstal
8.
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
en
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij enigermate gerefereerd aan de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor strafvordering bij mobiel banditisme.
6.2
Standpunt van de verdediging
Bij wijze van subsidiair ingenomen standpunt heeft de raadsman verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel. Hierbij heeft de raadsman bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat geen aansluiting dient te worden gezocht bij de richtlijn voor strafvordering bij mobiel banditisme.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een veelvoud aan vermogensfeiten. Hij heeft – al dan niet samen met een ander – waardevolle spullen weggenomen uit accommodaties op een camping, uit kleedkamers en uit een locker in een surfschool. Met de bankpassen die hij door deze diefstallen heeft bemachtigd, heeft verdachte – opnieuw al dan niet met zijn mededader – geld gepind en transacties verricht.
Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen. Dit soort diefstallen zijn ergerlijke feiten die doorgaans veel overlast voor de slachtoffers met zich meebrengen. Bovendien heeft verdachte bij de diefstallen uit de accommodaties op de camping de privacy van de slachtoffers geschonden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet het karakter hebben van mobiel banditisme en ziet de rechtbank geen aanleiding aan te sluiten bij de voor dat type feiten opgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. De enkele omstandigheden dat verdachte en zijn medeverdachte niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maakt nog niet dat hun gedragingen als mobiel banditisme moeten worden aangemerkt. Daarvoor zou moeten blijken dat de verdachten voor korte tijd naar Nederland zijn gekomen om delicten te plegen. Dat is niet gebleken.
De rechtbank zoekt derhalve aansluiting bij de gebruikelijke voor vermogensfeiten opgestelde oriëntatiepunten van het LOVS. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank er wel rekening mee dat op 17 augustus 2020 sprake is geweest van een strooptocht.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld en tijdens het plegen van de onderhavige feiten in een proeftijd liep voor een soortgelijk feit. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten slechts kan worden gereageerd met een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur.

7.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Samsung Galaxy), moet worden teruggegeven aan [naam] , aangezien zij blijkens het proces-verbaal van bevindingen op pagina 395 van het dossier en de aangifte op pagina 396 e.v. van het dossier als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het als feit 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit de uit haar tent weggenomen sieraden en het sieradendoosje, minus het bedrag dat zij reeds van haar verzekeraar uitgekeerd heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het als feit 1 ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes als feit 1 ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met verbreking] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 75,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het als feit 3 ten laste gelegde zou hebben geleden. Dit bedrag betreft – zo begrijpt de rechtbank – het verschil tussen het aankoopbedrag van de door verdachte gestolen tablet van de benadeelde partij en het door de verzekeraar van de benadeelde partij uitgekeerde bedrag voor de dagwaarde van de tablet.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen. De door de benadeelde partij geleden schade wegens diefstal van de tablet moet worden begroot op de dagwaarde van die tablet. De verzekeraar van de benadeelde partij heeft deze dagwaarde vergoed. De benadeelde partij is dus schadeloos gesteld.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen, die tot op heden worden begroot op nihil.

9.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 8 maart 2019 in de zaak met parketnummer 13/701151-19 heeft de rechtbank te Amsterdam verdachte ter zake van schuldheling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 3 april 2019 betekend.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 23 maart 2019 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de als feiten 1 tot en met 8 ten laste gelegde gedragingen heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 100,00, als vergoeding voor materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,00 en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
2 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Wetboek van Strafvordering niet mogelijk blijkt.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 7]geleden schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 7] en verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen, die tot op heden worden begroot op nihil.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [naam] van een mobiele telefoon (Samsung Galaxy).
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/701151-19 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde
gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 8 maart 2019.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. S. Sicking, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 maart 2021.