ECLI:NL:RBNHO:2021:2070

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
8778400 \ CV EXPL 20-4953
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor uitgevoerde werkzaamheden en de gevolgen van ontevredenheid over de uitvoering

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [bedrijfsnaam], werkzaamheden verricht in opdracht van gedaagde. Eiser heeft gedaagde facturen gestuurd voor de uitgevoerde werkzaamheden, maar gedaagde heeft een bedrag van € 4.628,55 onbetaald gelaten ondanks herhaalde aanmaningen. Eiser vordert betaling van een totaalbedrag van € 5.231,84, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat het werk te lang heeft geduurd en niet goed is uitgevoerd.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde de facturen van eiser moet betalen, omdat de facturen betrekking hebben op de werkzaamheden die eiser in opdracht van gedaagde heeft uitgevoerd. De enkele stelling van gedaagde dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd, is onvoldoende om de betalingsverplichting te ontkennen. De kantonrechter verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat ontevredenheid over de uitvoering van werkzaamheden niet automatisch leidt tot het vervallen van de betalingsverplichting.

Gedaagde heeft niet aangetoond dat zij eiser heeft verzocht om alsnog na te komen of dat zij de overeenkomst heeft ontbonden. De kantonrechter wijst de vordering tot wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke kosten af, omdat niet is komen vast te staan dat gedaagde de vereiste 14-dagenbrief heeft ontvangen. Gedaagde wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 17 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8778400 \ CV EXPL 20-4953 (DJS)
Uitspraakdatum: 17 maart 2021
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [bedriijfsnaam],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
gemachtigde: O. Kinik,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
procederende in persoon.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 september 2020 met producties;
  • het mondeling antwoord van 28 oktober 2020 met bijlagen;
  • de brief van 8 februari 2021 van de gemachtigde van [eiser] met aanvullende productie;
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 18 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden verricht in en aan haar woning.
2.2.
[eiser] heeft [gedaagde] facturen gestuurd voor de uitgevoerde werkzaamheden.
2.3.
[gedaagde] heeft ondanks herhaalde aanmaning een bedrag van € 4.628,55 onbetaald gelaten.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.231,84 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van de dagvaarding tot en met de dag van de algehele voldoening;
in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] in verzuim is met de betaling van facturen en in verband daarmee de volgende opeisbare vorderingen heeft:
Hoofdsom € 4.628,55
Rente € 15,43
Buitengerechtelijke incassokosten
€ 587,86
Totaal € 5.231,84

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Samengevat is haar verweer dat het werk te lang heeft geduurd en dat het niet goed is uitgevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de facturen van [eiser] moet betalen, omdat de facturen betrekking hebben op de werkzaamheden die [eiser] in opdracht van [gedaagde] heeft uitgevoerd. Het feit dat [gedaagde] niet tevreden is over de werkzaamheden brengt hier geen verandering in.
5.2.
Dit oordeel is gebaseerd op een uitspraak van de Hoge Raad (NJ 1989, 343). De Hoge Raad heeft in deze uitspraak duidelijk gemaakt dat de enkele stelling dat de ander niet goed heeft gepresteerd niet voldoende is om zelf niet meer te hoeven betalen. Het is wel mogelijk om in zo’n geval de betaling tijdelijk op te schorten, maar daar moet dan wel een vervolg aan worden gegeven. Dat kan zijn een vordering tot nakoming, of een beroep op ontbinding van de overeenkomst.
5.3.
Niet is gebleken dat [gedaagde] [eiser] heeft verzocht alsnog na te komen. [gedaagde] heeft dit weliswaar gesteld, maar zij heeft dit niet onderbouwd en [eiser] heeft dit gemotiveerd betwist.
5.4.
Evenmin heeft [gedaagde] de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbonden. [gedaagde] heeft op enig moment aangekondigd dat zij samen met een expert een berekening zou maken op basis van materialen en verrichte werkzaamheden, en vervolgens [eiser] een specificatie zou sturen van de kosten die aanvaardbaar zijn voor de werkzaamheden. Dit had een gedeeltelijke ontbinding kunnen inluiden zoals hiervoor bedoeld. [gedaagde] heeft de berekening echter nooit gemaakt.
5.5.
Het voorgaande leidt er toe dat de gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen.
5.6.
De kantonrechter wijst de gevorderde wettelijke handelsrente af, omdat geen sprake is van een handelsovereenkomst. Dit geldt ook voor het gevorderde bedrag van € 15,43 aan rente tot aan de dagvaarding, omdat [eiser] ten onrechte is uitgegaan van de wettelijke handelsrente.
5.7.
De kantonrechter wijst de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af. De reden is dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] de vereiste 14-dagenbrief heeft ontvangen, waarin haar een laatste mogelijkheid is geboden om te voldoen zonder bijkomende kosten. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat deze brief door zijn gemachtigde is verzonden, maar [gedaagde] heeft betwist dat zij de brief heeft ontvangen en [eiser] heeft zijn standpunt vervolgens niet verder onderbouwd.
5.8.
[gedaagde] wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [eiser] . Deze worden als volgt begroot:
dagvaarding € 86,85
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde (2 punten)
€ 420,00
totaal € 742,85

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 4.628,55;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van de proceskosten van € 742,85;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Straathof en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter