ECLI:NL:RBNHO:2021:2069

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
15/213106-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens diefstallen uit tenten en kleedkamers met overweging over medeplegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De verdachte, geboren in 1998 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van diefstal van goederen uit tenten en kleedkamers op verschillende locaties, waaronder Overveen en Zandvoort, op 17 augustus 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van medeplegen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van verbreking. De rechtbank heeft ook de vordering van benadeelde partijen behandeld, waarbij een schadevergoeding van € 100,00 werd toegewezen aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van een ander slachtoffer afgewezen, omdat deze al door de verzekeraar was vergoed. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/213106-20
Uitspraakdatum: 5 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 februari 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E. Grijsen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. B.J.W. Tijkotte, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid goed(eren), waaronder - onder meer - een (sieraden)doosje (kleur
roze) en/of twee, althans een of meerdere bankpas(sen) (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 1] en/of
bij het rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 2]
),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of de Rabobank,
heeft weggenomen (in/uit een tent)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een speaker (merk: Bose SL3 bluetooth) en/of een bankpas (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 5] ),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] en/of aan de ING
bank,
heeft weggenomen (in/uit een sheddie)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal, in elk
geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een creditcard en/of bankpas (behorende bij het rekeningnummer
[nummer] en/of ten name van [slachtoffer 6] ) en/of een powerbank en/of
een tablet (merk: Levono),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] en/of een onbekend
gebleven persoon en/of de Rabobank,
heeft weggenomen (in/uit een sheddie)
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 17 augustus 2020 te Zandvoort in elk geval in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een tas (merk: Calvin Klein) met inhoud (waaronder een bankpas (behorende bij
het rekeningnummer [nummer] en/of ten name van [slachtoffer 7] )),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] en/of de ABN-
AMRO bank,
heeft weggenomen (in/uit de personeelsruimte van de " [bedrijf] ")
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 17 augustus 2020 te
Zandvoort, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) een of meerdere geldbedrag(en) en/of een of meerdere goed(eren),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ,
heeft weggenomen
(telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door (telkens) geld op te nemen uit een (geldwissel)automaat en/of (een)
goed(eren) te kopen uit een (tabaks)automaat middels contactloos betalen met de
bankpas(sen) ten name van bovengenoemde perso(o)n(en), terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) tot het gebruik daarvan niet gerechtigd was/waren;
6.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 21
augustus 2020 te Zandvoort en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland,
een (elektrische) fiets (merk: Stevens),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan een onbekend gebleven persoon,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of verbreking en/of door een valse sleutel,
door zonder daartoe gerechtigd te zijn het/de slot(en) van bovengenoemde fiets
open te maken met een onbekend gebleven voorwerp;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op een tijdstip gelegen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en
met 21 augustus 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk
een (elektrische) fiets (merk: Stevens),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend
gebleven persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
door het te vinden,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus
2020 tot en met 21 augustus 2020 te Zandvoort en/of te Amsterdam en/of elders in
Nederland,
een goed, te weten een (elektrische) fiets (merk: Stevens) heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de als feit 6 primair ten laste gelegde gedraging en tot bewezenverklaring van de als feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 subsidiair ten laste gelegde gedragingen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte ten aanzien van het als feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken voor zover het betreft het in vereniging plegen van deze feiten en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het als feit 6 ten laste gelegde. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feit 6 primair en subsidiairMet de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 6 primair ten laste gelegde, te weten de diefstal van de fiets.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 6 subsidiair, te weten verduistering van de fiets, ten laste is gelegd, zodat hij daarvan eveneens dient te worden vrijgesproken. Van verduistering zou sprake zijn als verdachte zich de fiets heeft toegeëigend terwijl hij die anders dan door misdrijf onder zich had. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft gevonden bij het station in Amsterdam met een kapot slot. Verdachte is deze fiets gaan gebruiken. De rechtbank ziet geen aanwijzing voor het oordeel dat verdachte deze fiets gedurende enige tijd anders dan door misdrijf onder zich heeft gehad, bij voorbeeld als eerlijke vinder. Verdachte heeft daarentegen de fiets direct vanaf het eerste moment
wederrechtelijkonder zich gehad. Zie hierover verder onder 3.3.2.2.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de als feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde gedragingen op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank het navolgende.
3.3.2.1 De feiten gepleegd op 17 augustus 2020 (feiten 1 tot en met 5)
De in de tenlastelegging onder 1 tot en met 5 opgenomen feiten zijn gepleegd op 17 augustus 2020. Ten aanzien van deze feiten, meer in het bijzonder het in vereniging plegen ervan, overweegt de rechtbank het volgende.
De feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de feiten het volgende af.
Op camerabeelden is te zien dat op 17 augustus 2020 omstreeks 16:20 uur verdachte zich samen met [medeverdachte] nabij de personeelsruimte van strandpaviljoen ‘ [bedrijf] ’ bevindt. Verdachte komt als eerste aan in de hal bij de personeelsruimte en gaat het herentoilet in. Korte tijd later komt [medeverdachte] ook aan lopen. Hij loopt gedeeltelijk het herentoilet in, waar verdachte zich dan nog steeds bevindt. [medeverdachte] gaat vervolgens het toilet weer uit en loopt richting de personeelsruimte. [medeverdachte] steekt daar vervolgens zijn arm naar binnen, haalt iets uit de personeelsruimte en geeft hetgeen hij uit de personeelsruimte heeft gehaald aan verdachte. Verdachte pakt het voorwerp aan, gaat het herentoilet weer in en sluit de deur. [medeverdachte] loopt daarna direct weg en enige tijd later verlaat ook verdachte het toilet en de hal. Aangeefster [slachtoffer 7] herkent het uit de personeelsruimte gestolen voorwerp op de beelden als haar tas en verdachte heeft verklaard dat hij die dag inderdaad een tas met inhoud uit de personeelsruimte van [bedrijf] heeft gestolen.
Korte tijd later, om 16:46 uur en om 16:47 uur worden in de speelhal van Center Parcs in Zandvoort transacties verricht met de bankpas van [slachtoffer 7] . Op camerabeelden is te zien dat verdachte en [medeverdachte] dan in de desbetreffende speelhal aanwezig zijn en handelingen verrichten bij een geldwisselautomaat waarbij door middel van contactloos pinnen contant geld kan worden verkregen. Verdachte heeft verklaard dat hij met de in [bedrijf] gestolen bankpas transacties heeft verricht.
Vervolgens vinden de diefstallen op camping [naam] plaats. Uit de aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] blijkt dat tussen omstreeks 18:00 uur en omstreeks 19:45 uur spullen uit hun tent respectievelijk sheddies op camping [naam] zijn gestolen. Deze aangevers nemen alle drie deel aan een surfkamp en hun accommodaties staan – zo begrijpt de rechtbank – op hetzelfde veld.
Op de camerabeelden van [naam] is te zien dat verdachte en [medeverdachte] zich vanaf 18:29 uur ophouden bij de doucheruimte bij het jongerenveld op de camping. Kennelijk is het jongerenveld het veld waarop de accommodaties van het surfkamp staan, gelet op de latere verklaring van [slachtoffer 1] dat zij haar tent herkent.
In de doucheruimte haalt verdachte zijn jaszakken leeg en stopt voorwerpen in een rugzak. [medeverdachte] helpt hem daarbij door de rugzak open te houden. Verdachte en [medeverdachte] zijn met elkaar in gesprek en lachen naar elkaar. [medeverdachte] slaat verdachte enthousiast en lachend op de schouders. Vervolgens verlaat verdachte de ruimte en blijft [medeverdachte] met de rugzak achter. [medeverdachte] plaatst de rugzak uit het zicht achter een deur en wacht in de doucheruimte op verdachte.
Terwijl [medeverdachte] in de doucheruimte blijft wachten, gaat verdachte omstreeks 18:33 uur op het jongerenveld een tent in. Hij komt na ongeveer twee minuten de tent weer uit, met een vierkant voorwerp onder zijn jas. Vervolgens gaat verdachte terug naar de doucheruimte, waarbij onder zijn jas nog steeds een vierkant voorwerp te zien is en waarbij verdachte licht voorovergebogen loopt. Hij loopt naar de rugtas toe en haalt deze achter de deur vandaan. Vervolgens verlaten verdachte en [medeverdachte] omstreeks 18:36 uur samen de doucheruimte.
Verdachte heeft verklaard dat hij zich op 17 augustus 2020 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van spullen, waaronder bankpassen, uit de tent en sheddies van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
Met de gestolen bankpassen hebben verdachte en [medeverdachte] tussen 18:52 uur en 19:32 uur transacties verricht in de speelhal van Center Parcs en (de tabaksautomaat van) snackbar [naam] .
Conclusies
Waar uit de op grond van de bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de als feit 4 en feit 5 (voor zover dat betrekking heeft op de bankpas van aangeefster [slachtoffer 7] ) ten laste gelegde gedragingen, is vervolgens de vraag aan de orde of de in het onderzoek vastgestelde gedragingen van de in beeld gekomen verdachten nadien (op weg naar en) op de camping [naam] leiden tot het oordeel dat ook de overige ten laste gelegde diefstallen in vereniging zijn gepleegd.
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] die te zien is bij de diefstal uit de personeelsruimte in [bedrijf] strekt zich ook uit over de onmiddellijk daarop volgende diefstallen op de camping en het pinnen met de gestolen bankpassen. Verdachte en [medeverdachte] zijn samen naar de camping gegaan en hebben zich samen opgehouden bij het jongerenveld. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat ook medeverdachte [medeverdachte] toen en daar daadwerkelijk spullen heeft weggenomen uit tenten of sheddies, heeft [medeverdachte] door de buit in ontvangst te nemen en te bewaken, een substantiële rol gespeeld bij deze diefstallen. Vervolgens zijn verdachte en [medeverdachte] samen weer terug gegaan naar Zandvoort, waar zij samen naar de speelhal en de snackbar zijn gegaan en met de gestolen bankpassen transacties hebben verricht.
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam komen vast te staan dat verdachte en [medeverdachte] ook de overige ten laste gelegde diefstallen in vereniging hebben gepleegd.
3.3.2.2 Ten aanzien van de fiets (feit 6)
Feiten en omstandigheden
Bij zijn aanhouding op 21 augustus 2020 had verdachte een elektrische fiets bij zich. Het kettingslot van deze fiets was verbroken en er zat geen sleutel in het fietsslot. Verdachte heeft verklaard dat hij de fiets heeft gevonden bij het station in Amsterdam en dat het slot toen al kapot was.
Conclusie
Gelet op de plaats van aantreffen en de staat van de fiets, in combinatie met het feit van algemene bekendheid dat elektrische fietsen een hoge aanschafprijs hebben en veelvuldig voorwerp zijn van diefstal en heling, had verdachte naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van het voorhanden krijgen van de fiets redelijkerwijs kunnen en ook moeten vermoeden dat deze fiets eerder door een onbekend gebleven persoon door misdrijf verkregen was. Door ondanks dat vermoeden de fiets te gaan gebruiken heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de als feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde gedragingen heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
tezamen en in vereniging met een ander,
een hoeveelheid goederen, waaronder een sieradendoosje (kleur
roze) en twee bankpassen (behorende bij het rekeningnummer [nummer] ten name van [slachtoffer 1] respectievelijk bij het rekeningnummer [nummer] ten name van [slachtoffer 2] ),
toebehorende aan [slachtoffer 3] of [slachtoffer 4] of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen (uit een tent)
met het oogmerk zich die goederen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking;
2.
hij op 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
tezamen en in vereniging met een ander,
een speaker (merk: Bose SL3 bluetooth) en een bankpas (behorende bij het
rekeningnummer [nummer] ),
toebehorende aan [slachtoffer 5] ,
heeft weggenomen (uit een sheddie)
met het oogmerk zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 17 augustus 2020 te Overveen, gemeente Bloemendaal,
tezamen en in vereniging met een ander,
een creditcard en bankpas (behorende bij het rekeningnummer
[nummer] ) en een powerbank en een tablet (merk: Levono),
toebehorende aan [slachtoffer 6] respectievelijk een onbekend gebleven persoon,
heeft weggenomen (uit een sheddie)
met het oogmerk zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 17 augustus 2020 te Zandvoort,
tezamen en in vereniging met een ander,
een tas (merk: Calvin Klein) met inhoud (waaronder een bankpas (behorende bij
het rekeningnummer [nummer] )),
toebehorende aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen (uit de personeelsruimte van “ [bedrijf] ") met het oogmerk zich die tas wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 17 augustus 2020 te Zandvoort,
tezamen en in vereniging met een ander,
geldbedragen,
toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 5] of [slachtoffer 6] of [slachtoffer 7] ,
heeft weggenomen
telkens met het oogmerk zich die geldbedragen wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader telkens die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door telkens geld op te nemen uit een (geldwissel)automaat of (een)
goed(eren) te kopen uit een (tabaks)automaat middels contactloos betalen met de
bankpassen van bovengenoemde personen, terwijl verdachte en/of zijn mededader tot het gebruik daarvan niet gerechtigd was/waren;
6 meer subsidiair.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 21 augustus 2020 te Zandvoort en/of te Amsterdam,
een goed, te weten een (elektrische) fiets (merk: Stevens) heeft verworven,
en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
2, 3 en 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen
5:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
6 meer subsidiair:
schuldheling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij enigermate gerefereerd aan de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor strafvordering bij mobiel banditisme.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier van justitie geëist. Hierbij heeft de raadsman bepleit dat bij het bepalen van de strafmaat geen aansluiting dient te worden gezocht bij de richtlijn voor strafvordering bij mobiel banditisme.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een veelvoud aan vermogensfeiten. Hij heeft samen met een ander waardevolle spullen weggenomen uit accommodaties op een camping en uit een kleedkamer. Met de bankpassen die hij door deze diefstallen heeft bemachtigd, heeft verdachte met zijn mededader geld gepind en transacties verricht. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een elektrische fiets.
Door aldus te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Dit soort diefstallen zijn ergerlijke feiten die doorgaans veel overlast voor de slachtoffers met zich meebrengen. Bovendien heeft verdachte bij de diefstallen uit de accommodaties op de camping de privacy van de slachtoffers geschonden.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte niet het karakter hebben van mobiel banditisme en ziet de rechtbank geen aanleiding aan te sluiten bij de voor dat type feiten opgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. De enkele omstandigheden dat verdachte en zijn medeverdachte niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maakt nog niet dat hun gedragingen als mobiel banditisme moeten worden aangemerkt. Daarvoor zou moeten blijken dat de verdachten voor korte tijd naar Nederland zijn gekomen om delicten te plegen. Dat is niet gebleken. De rechtbank zoekt derhalve aansluiting bij de gebruikelijke voor vermogensfeiten opgestelde oriëntatiepunten van het LOVS. Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank er wel rekening mee dat sprake is geweest van een strooptocht.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 11 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van verdachte mee bij de straftoemeting.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op de bewezenverklaarde feiten slechts kan worden gereageerd met een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur.

7.Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten
 1 1 STK Horloge (1178622),
 1 1 STK Ring (1178624),
 1 1 STK Fietscomputer (1178626),
 1 1 STK Elektrische fiets,
dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partijen

8.1
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 100,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het als feit 1 ten laste gelegde zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit de uit haar tent weggenomen sieraden en het sieradendoosje, minus het bedrag dat zij reeds van haar verzekeraar uitgekeerd heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het als feit 1 ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes als feit 1 ten laste gelegde en door de rechtbank bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal in vereniging met verbreking] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8.2
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 75,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het als feit 3 ten laste gelegde zou hebben geleden. Dit bedrag betreft – zo begrijpt de rechtbank – het verschil tussen het aankoopbedrag van de door verdachte gestolen tablet van de benadeelde partij en het door de verzekeraar van de benadeelde partij uitgekeerde bedrag voor de dagwaarde van de tablet.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen. De door de benadeelde partij geleden schade wegens diefstal van de tablet moet worden begroot op de dagwaarde van die tablet. De verzekeraar van de benadeelde partij heeft deze dagwaarde vergoed. De benadeelde partij is dus schadeloos gesteld.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen, die tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57, 311, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte als feit 6 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de als feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde gedragingen heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4 vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 100,00, als vergoeding voor materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,00 en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op maximaal
2 dagenindien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 Wetboek van Strafvordering niet mogelijk blijkt.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] en verdachte ieder hun eigen proceskosten dragen, die tot op heden worden begroot op nihil.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
 1 1 STK Horloge (1178622),
 1 1 STK Ring (1178624),
 1 1 STK Fietscomputer (1178626),
 1 1 STK Elektrische fiets,
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. S. Sicking, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.T. Sluis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 maart 2021.