ECLI:NL:RBNHO:2021:2064

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
16 maart 2021
Zaaknummer
15/166105-19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van KLM-medewerker in cocaïne-invoerzaak na gebrek aan bewijs voor betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een medewerker van KLM, die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan de (verlengde) invoer van cocaïne. De verdachte werd vrijgesproken omdat de rechtbank niet kon vaststellen dat hij op een zodanige wijze betrokken was bij de invoer van de cocaïne dat dit wettig en overtuigend kon worden bewezen. De zaak kwam aan het licht na de ontdekking van 102 kilogram cocaïne in een luchtvrachtcontainer op Schiphol op 21 april 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de invoer, ondanks dat hij en een medeverdachte meermalen contact met elkaar hadden gehad en zich op de luchthaven bevonden op het moment van de invoer. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking die vereist is voor medeplegen, en dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als medeplichtige aan de invoer van de cocaïne. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde anders en sprak de verdachte vrij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/166105-19 (P)
Uitspraakdatum: 14 januari 2021
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 december 2020 en 31 december 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteland] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Swart en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan (verlengde) invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) 102.004 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
onbekend gebleven personen en/of [medeverdachte] op of omstreeks 21 april 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft / hebben gebracht (hieronder mede te verstaan (verlengde) invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) 102.004 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 16 april 2019 tot en met 21 april 2019 te Lelystad en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
  • meermalen (telefonisch, al dan niet middels versluierde berichten) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) contact onderhouden en
  • ontmoetingen gehad met zijn, verdachtes, mededader om afspraken te maken en informatie door te geven en
  • informatie ontvangen, opgeslagen en verstrekt betreffende vlucht KL0714 en luchtvrachtcontainer AKE96937KL (waarin zich voornoemde cocaïne bevond) en
  • zich (als KLM medewerker) beschikbaar gehouden voor de in ontvangst name en het verdere vervoer van luchtvrachtcontainer AKE96937KL en/of de zending cocaïne en
  • zich (na of ten tijde van aankomst van vlucht KL0714) met zijn / hun voertuigen naar gate E22 heeft begeven en
  • zich ten tijde van het lossen van vlucht KL0714 op of in de omgeving van het betreffende platform opgehouden en
  • een voertuig met aanhanger geparkeerd naast vlucht KL0714 waarna luchtvrachtcontainer AKE96937KL op de aanhanger is geplaats en bevestigd en
  • de deur van zijn voertuig geopend, ten einde te kunnen instappen en de container weg te voeren;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2019 tot en met 21 april 2019 te Lelystad en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 102.004 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en daarbij behulpzaam te zijn en daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en / of
  • zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, en of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden(en) had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
  • meermalen (telefonisch, al dan niet middels versluierde berichten) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) contact onderhouden en
  • ontmoetingen gehad met zijn, verdachtes, mededader om afspraken te maken en informatie door te geven en
  • informatie ontvangen, opgeslagen en verstrekt betreffende vlucht KL0714 en luchtvrachtcontainer AKE96937KL (waarin zich voornoemde cocaïne bevond) en
  • zich (als KLM medewerker) beschikbaar gehouden voor de in ontvangst name en het verdere vervoer van luchtvrachtcontainer AKE96937KL en/of de zending cocaïne en
  • zich (na of ten tijde van aankomst van vlucht KL0714) met zijn / hun voertuigen naar gate E22 heeft begeven en
  • zich ten tijde van het lossen van vlucht KL0714 op of in de omgeving van het betreffende platform opgehouden en
  • een voertuig met aanhanger geparkeerd naast vlucht KL0714 waarna luchtvrachtcontainer AKE96937KL op de aanhanger is geplaats en bevestigd en
- de deur van zijn voertuig geopend, ten einde te kunnen instappen en de container weg te voeren.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en heeft daarbij gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair
tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
3.3
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank volgt uit de stukken van het dossier niet dat sprake is van een zodanige betrokkenheid van verdachte bij de (verlengde) invoer van de onderschepte lading cocaïne dat ten aanzien van verdachte het medeplegen van of de medeplichtigheid aan de invoer wettig en overtuigend kan worden bewezen. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte, zoals hem meer subsidiair wordt verweten, in dit kader strafbare voorbereidingshandelingen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 21 april 2019 is op de luchthaven Schiphol bij een controle van de douane in een luchtvrachtcontainer met containernummer AKE96937KL ruim 102 kilogram cocaïne aangetroffen. De luchtvrachtcontainer was afkomstig uit een vliegtuig met vluchtnummer KL0714 vanuit Paramaribo, dat omstreeks 7:45 uur op Schiphol was geland. Naar aanleiding van het aantreffen van de cocaïne is een onderzoek ingesteld. In dit onderzoek zijn de camerabeelden van het lossen van de vracht uit het betreffende vliegtuig bij gate E22 uitgekeken. Op grond van die camerabeelden is het vermoeden ontstaan dat medeverdachte [medeverdachte] betrokken is bij de (verlengde) invoer van de cocaïne en bij de gate heeft getracht de cocaïne aan het zicht van de douane te onttrekken. Nader onderzoek heeft het onderzoeksteam ook geleid naar verdachte als mogelijke betrokkene.
Uit de resultaten van het onderzoek volgt ten laste van verdachte (onder meer) het volgende.
Verdachte en medeverdachte waren beiden werkzaam bij de KLM. Enkele dagen voorafgaand aan en ook op de dag van het aantreffen van de cocaïne op 21 april 2019 hebben verdachte en medeverdachte meermalen (die ochtend zelfs zeven keer) telefonisch contact met elkaar gehad. Verdachte en medeverdachte hebben bovendien mogelijk in versluierend taalgebruik gesproken over verdovende middelen en – via WhatsApp – een ophanden zijnd drugstransport. Ook hebben verdachte en medeverdachte elkaar op 21 april 2019 op en om het terrein van Schiphol tweemaal ontmoet en gesproken. Wat de reden van deze ontmoetingen was en waarover de gesprekken (precies) gingen, is niet bekend geworden. Daarnaast volgt uit de resultaten van het onderzoek dat verdachte zich gedurende het lossen van de lading uit het vliegtuig van vlucht KL0714 met een witte Volkswagen Polo op het terrein van gate E22 heeft begeven, terwijl medeverdachte zich ook op dat moment aldaar bevond. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de werkzaamheden uitvoerde die hem die dag waren opgedragen en dat hij op het terrein van gate E22 aanwezig was om de boardtas van de vlucht op te halen. Onderzoek hiernaar heeft uitgewezen dat dit inderdaad onder de normale werkzaamheden van verdachte viel. Tenslotte volgt uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van verdachte dat hij in de vroege ochtend van 21 april 2019 met zijn telefoon het nummer 96937 heeft gebeld, tijdens ofwel kort na zijn eerste ontmoeting met medeverdachte, die dit nummer eerder van een derde had ontvangen. Deze cijfercombinatie is geen bestaand telefoonnummer en correspondeert met de cijfers van het containernummer waarin de cocaïne is aangetroffen, te weten AKE96937KL. Over het aantreffen van deze cijfercombinatie in zijn belhistorie heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij hiermee een artikelnummer van een voorwerp dat hij op het internet wilde aanschaffen, heeft willen opslaan en dat het nummer niets met drugs te maken heeft.
Wat er ook zij van deze verklaring van verdachte, uit het samenstel van hetgeen hiervoor is weergegeven volgt naar het oordeel van de rechtbank weliswaar enige betrokkenheid van verdachte bij het drugstransport, maar valt niet op te maken welke rol verdachte had bij de (verlengde) invoer van de cocaïne. Van enige uitvoeringshandelingen die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking zoals bedoeld bij medeplegen, is niet gebleken. Ook kan hieruit niet worden afgeleid dat verdachte handelingen heeft verricht waarmee hij kan worden aangemerkt als medeplichtige van de (verlengde) invoer van cocaïne, dan wel dat hij zich in strafbare zin heeft schuldig gemaakt aan het voorbereiden daarvan. Verdachte zal daarom van het aan hem tenlastegelegde worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. van Dongen, voorzitter,
mrs. K.I. de Jong en C.A.J. van Yperen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.C. ten Klooster,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 januari 2021.
Mr. Ten Klooster is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.