ECLI:NL:RBNHO:2021:2062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
8832665 \ CV EXPL 20-5584
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementsgelden en opzegging van een sportschoolabonnement

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma, hierna te noemen [eiseres], en een gedaagde, hierna te noemen [gedaagde]. De vordering van [eiseres] betreft de betaling van abonnementsgelden door [gedaagde] voor de periode van 24 januari 2020 tot 1 maart 2020. [Eiseres] stelt dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de betaling van deze abonnementsgelden, ondanks eerdere sommatie. [Gedaagde] betwist de vordering en voert aan dat het abonnement per 1 januari 2019 is geëindigd, dan wel dat hij rechtsgeldig heeft opgezegd per e-mail op 2 november 2019.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de kern van het geschil draait om de vraag of [gedaagde] gehouden is de abonnementsgelden te betalen. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] niet gehouden is tot betaling van de gevorderde bedragen. De kantonrechter volgt het verweer van [gedaagde] dat het abonnement per 1 januari 2019 is geëindigd niet, omdat niet is gebleken dat [gedaagde] het abonnement tijdig heeft opgezegd. Echter, de kantonrechter oordeelt dat de opzegging per e-mail op 2 november 2019 door [gedaagde] wel degelijk rechtsgeldig is, ondanks dat deze niet volgens de voorgeschreven procedure is gedaan. De kantonrechter wijst erop dat het beding in de algemene voorwaarden dat een opzegging alleen via een opzegformulier kan plaatsvinden, onredelijk bezwarend is en dat [eiseres] niet heeft aangetoond waarom deze strikte procedure noodzakelijk is.

Daarom concludeert de kantonrechter dat het abonnement is beëindigd per 24 januari 2020 en dat [gedaagde] over de periode van 24 januari 2020 tot 1 maart 2020 geen abonnementsgeld verschuldigd is. De vordering van [eiseres] wordt afgewezen en [eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten, die voor [gedaagde] op nihil worden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8832665 \ CV EXPL 20-5584 (TB)
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap onder firma [bedrijfsnaam]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen gerechtsdeurwaarders en incasso B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 7 oktober 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 7 december 2017 een overeenkomst voor de duur van een jaar tot stand gekomen bestaande uit een Resultaat Formule abonnement. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van [eiseres] van toepassing.
2.2.
In de overeenkomst is het volgende opgenomen:
“Hierbij ga ik akkoord met de voorwaarden, die ik bij ondertekening heb ontvangen alsmede een kopie van het inschrijfformulier. Tevens ben ik op de hoogte gesteld hoe ik moet opzeggen en wat het opzegtermijn inhoudt.”
2.3.
In artikel 7 van de algemene voorwaarden is bepaalt:
“1. (…)- bij een overeenkomst voor 12 of 24maandenkan er worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand na of tegen het einde van de abonnementsduur met ingang van de 1e van de volgende maand (…).5. De Overeenkomst dient te worden opgezegd via:- het invullen van een opzegformulier aan de balie of bij de leraar op de vestiging, dit geldt voor een 12 of 24 maanden jeugd- of sportabonnement.Milon Cirkel: het opzeggen van alle Milon Cirkel-abonnementen dienen te gaan middels een afrondingsgesprek waarbij er een opzeggingsformulier wordt ingevuld.- mondelinge en andere schriftelijke opzeggingen worden nimmer in behandeling genomen.”
2.4.
[eiseres] heeft van 9 juli 2018 tot en met 1 januari 2019 een medische blokkade op het abonnement van [gedaagde] gezet. Op 1 januari 2019 is de medische blokkade omgezet in een financiële blokkade tot 24 januari 2020.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 135,01 (inclusief € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 0,65 aan wettelijke rente), vermeerderd met de wettelijke rente over € 94,36 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure en de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] ondanks sommatie daartoe in gebreke is met betaling van de abonnementsgelden. Door deze wanprestatie was [eiseres] genoodzaakt de vordering ter incasso uit handen te geven aan de incassogemachtigde. [eiseres] vordert betaling van abonnementsgelden over de periode 24 januari 2020 tot 1 maart 2020.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat hij de abonnementsgelden niet verschuldigd is omdat het abonnement was geëindigd per 1 januari 2019. Indien het abonnement niet per 1 januari 2019 is geëindigd dan heeft [gedaagde] per e-mail van 2 november 2019 alsnog rechtsgeldig opgezegd.

5.De beoordeling

5.1.
De kern van het geschil is de vraag of [gedaagde] gehouden is de abonnementsgelden over de periode 24 januari 2020 tot 1 maart 2020 te voldoen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] niet gehouden is tot voldoening van de abonnementsgelden over de periode 24 januari 2020 tot 1 maart 2020. De kantonrechter heeft hiertoe het volgende overwogen.
5.3.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat het lidmaatschap reeds per 1 januari 2019 was geëindigd. De kantonrechter volgt dit verweer niet. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat [gedaagde] het abonnement met inachtneming van een opzegtermijn van 1 maand voor 1 januari 2019 heeft opgezegd. Uit de overgelegde e-mailcorrespondentie blijkt dat [gedaagde] voor het eerst in februari 2019 heeft laten weten van elkaar afscheid te willen nemen.
5.4.
[gedaagde] heeft verder het verweer gevoerd dat hij per e-mail van 2 november 2019 rechtsgeldig heeft opgezegd. In deze e-mail heeft [gedaagde] expliciet laten weten dat het [eiseres] inmiddels wel duidelijk moet zijn dat hij geen prolongatie van het lidmaatschap wil. [eiseres] heeft hierop gereageerd en [gedaagde] gewezen op de opzeggingsprocedure en hem verzocht voor 30 november 2019 een opzegformulier in te vullen en te ondertekenen zodat het abonnement kan worden beëindigd per 24 januari 2020. Dit is door [eiseres] bij e-mail van 4 januari 2020 herhaald. [eiseres] stelt dat door [gedaagde] geen gevolg is gegeven aan deze mededeling. [gedaagde] heeft dit niet betwist, maar stelt zich op het standpunt dat een opzegging per e-mail rechtsgeldig is en hij zodoende rechtsgeldig heeft opgezegd.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan [eiseres] zich er niet op beroepen dat de opzegging van 2 november 2019 niet op de voorgeschreven wijze is gedaan. Het was [eiseres] immers duidelijk dat [gedaagde] het abonnement niet wenste voor te zetten. [eiseres] kan niet aan de opzegging voorbij gaan enkel om de reden dat [gedaagde] geen opzegformulier heeft ingevuld, zoals artikel 7 van de algemene voorwaarden vereist. Voormeld beding, dat voorschrijft dat opzegging via het invullen van een opzegformulier aan de balie of bij de leraar op de vestiging dient plaats te vinden, wordt op grond van artikel 6:237 sub m BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn, aangezien het beding voor de geldigheid van een door de wederpartij te verrichten verklaring een strengere vorm dan het vereiste van een onderhandse akte stelt. Het is aan [eiseres] om uit te leggen waarom opzegging op deze wijze nodig en redelijk is. Zij heeft dat niet gedaan. Gezien de reactie van [eiseres] op de opzegging van 2 november 2019, staat vast dat deze opzegging [eiseres] heeft bereikt. [eiseres] had deze opzegging dus moeten begrijpen als een opzegging tegen de eerstmogelijke datum, te weten 24 januari 2020.
5.6.
Uitgaande van de opzegging van 2 november 2019 is het abonnement beëindigd per 24 januari 2020. De kantonrechter is dan ook met [gedaagde] van oordeel dat hij over de periode 24 januari 2020 tot 1 maart 2020 geen abonnementsgeld verschuldigd is aan [eiseres] . De kantonrechter zal daarom de vorderingen van [eiseres] afwijzen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt. Omdat niet is gebleken van kosten van [gedaagde] die voor vergoeding in aanmerking komen, zullen deze kosten tot op heden worden vastgesteld op nihil.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter