ECLI:NL:RBNHO:2021:2036

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 februari 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
8388520 \ CV FORM 20-2552
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatieverzoek passagier na vertraging vlucht en betaling door vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Ryanair DAC. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam naar Malaga op 30 augustus 2019, die meer dan drie uur vertraging opliep. De passagier verzocht compensatie van € 400,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, maar de vervoerder weigerde dit te betalen. De passagier diende daarop een verzoek in bij de rechtbank.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De vervoerder voerde als verweer aan dat zij het compensatiebedrag van € 400,00 al vóór de procedure aan de passagier had voldaan, en overhandigde een betaalbewijs waaruit bleek dat dit bedrag op 17 oktober 2019 was overgemaakt. De kantonrechter oordeelde dat de procedure nodeloos was gestart, aangezien de compensatie al was betaald. Daarom werd het verzoek van de passagier afgewezen.

De passagier werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de vervoerder op € 75,00 werden begroot. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8388520 \ CV FORM 20-2552
Uitspraakdatum: 24 februari 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagier
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Ryanair DAC
gevestigd te Dublin, Ierland
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. A.C.J. Houwers

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 12 maart 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 26 juni 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Amsterdam naar Malaga (Spanje) op 30 augustus 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagier verzoekt de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 400,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
De passagier baseert zijn verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00.
3.3.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
De vervoerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat zij het compensatiebedrag van € 400,00 al voor het aanbrengen van de procedure aan de passagier heeft voldaan. Ter onderbouwing heeft zij een betaalbewijs overgelegd. Uit dit betaalbewijs blijkt dat een bedrag van € 400,00 op 17 oktober 2019 aan de passgier is overgemaakt. De passagier heeft vervolgens op 12 maart 2020 het vorderingsformulier (A-formulier) ingediend. De kantonrechter is van oordeel dat nu de vervoerder reeds voor het aanbrengen van de procedure de compensatie aan de passagier heeft voldaan de procedure nodeloos is gestart. Het verzoek van de passagier zal dan ook worden afgewezen.
4.3.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal de passagier worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 75,00 aan salaris gemachtigde;
Deze beschikking is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open